26082 |
kruien |
kruien:
kryjǝ (L320a Ell)
|
De molen of molenkap draaien met als doel de wiekenas in de windrichting te plaatsen. [N O, 30i; N O, 30k; A 42A, 56; monogr.]
II-3
|
26079 |
kruiketting, kruitouw |
kruiketting:
krykęteŋ (L320a Ell)
|
De op de kruias bevestigde ketting waarmee de molen of de molenkap wordt verplaatst. In l 289 en l 377 gebruikte men daartoe geen ketting maar een touw, in l 316 een kabel. [N O, 30b; N O, 30c; N O, 30d; A 42A, 57; monogr.]
II-3
|
20712 |
kruim |
greumel:
greumel (L320a Ell)
|
Het zachte binnenste van het brood (kruim?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17573 |
kruin |
kruin:
kruun (L320a Ell)
|
kruin van het hoofd [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24039 |
kruinschering |
tonsuur (<fr.):
tonzuur (L320a Ell)
|
De kruinschering [kruungsjeëre]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
26081 |
kruipalen |
kruipalen:
krypø̜̄l (L320a Ell)
|
De rondom de molen in de grond geplaatste, korte houten, stenen of ijzeren palen, waaraan de kruikettingen of kruitouwen worden vastgemaakt. [N O, 30e; A 42A, 59; monogr.]
II-3
|
24415 |
kruipend ongedierte |
gewormt:
eigen spellingsysteem
gewörmtj (L320a Ell)
|
wormachtig en kruipend gedierte [N 26 (1964)]
III-4-2
|
17649 |
kruis |
kruis:
krȳs (L320a Ell),
t kruus (L320a Ell)
|
Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] || deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)]
I-11, III-1-1
|
22476 |
kruis of munt |
kruis of munt:
kruus of muntj (L320a Ell)
|
Het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23203 |
kruisbeeld |
crucifix (<lat.):
cruusifiks (L320a Ell),
kruusifiks (L320a Ell),
kruis:
kruus (L320a Ell),
kruisbeeld:
kruusbeeldj (L320a Ell)
|
Een beeld van Christus-aan-het-kruis [kruus, kruuts, kruu(t)sbeeld, kruusse-fiks?]. [N 96A (1989)] || Een kruisbeeld, het geheel van kruis en de eraan gehechte Christusfiguur. [N 96B (1989)] || Kruisbeeld [slivvenier, kruus, kruussefiks]. [N 06 (1960)]
III-3-3
|