19140 |
beestachtig persoon; beestachtig |
deugniet:
vraag 400 is een dubbel bestand (2 x 115) waaruit twee lemmata vervaardigd moeten worden: "beestachtig (van karakter)"; "beestachtig persoon
deugeneet (L320a Ell)
|
met een zeer slecht, beestachtig karakter [sakkers] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20487 |
beet, hap |
mondvol:
môndvol (L320a Ell),
muilvol:
meer plat
moelvol (L320a Ell)
|
hap; Hoe noemt U: Zoveel als men in één keer afbijt of in de mond neemt (hap, beet, knap, kneuvel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25053 |
beetje, een weinig |
motting (geld):
(motting geld = heleboel geld).
motting (L320a Ell)
|
kleine hoeveelheid van iets [DC 31 (1959)]
III-4-4
|
18886 |
begeerlijk |
begeerlijk:
begairlik (L320a Ell)
|
de begeerte opwekkend, verlokkend [gewild, begeerlijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23868 |
begeleider van het baldakijn |
erewacht:
ieërewacht (L320a Ell)
|
De begeleiders van de hemel, bijvoorbeeld vier leden van de schutterij [hiëmelwach]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24092 |
begijn |
begijn:
begieen (L320a Ell)
|
De bewoonster van een begijnhof [begien]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
32716 |
beginvoor, -voren |
aanslag:
ānslāx (L320a Ell)
|
Naar gelang de ploegwijze en de soort van ploeg kan men de eerste voor of voren ofwel in het midden ofwel aan de zijkant(en) van de akker ploegen. In dit lemma zijn de termen verzameld die als benaming voor de beginvoren (of -voor) in het algemeen werden opgegeven of als zodanig konden worden uitgelegd. Dit laatste is het geval met het woordtype aanscheut, voorzover dat werd gegeven n.a.v. de vraag naar "rug, verhoogd middendeel" (JG 1a + 1b). Blijkens opgaven van dat type uit de beide andere bronnen beperkt deze term zich niet tot de beginvoren in het midden. Hij komt inhoudelijk overeen met aanslag, aanwerk, aantrek e.d. waarmee niet zozeer de eerste voor of voren als zodanig, als wel het ploegen daarvan, het aanvangswerk bedoeld wordt. Omgekeerd is het type rug, dat n.a.v. de vraag naar "de eerste voor die de boer ploegt" (N 11, 60), niet hier maar in het volgende lemma opgenomen. Het bij enkele plaatsen vermelde aantal voren heeft betrekking op de aanscheut die in het midden van de akker gemaakt is. Voor voor zie men het lemma ploegvoor. [JG 1a + 1b]
I-1
|
20430 |
begrafenis |
uitvaart:
oetvaart (L320a Ell)
|
de gezamenlijke handelingen en plechtigheden waarmee een dode ter aarde besteld wordt [begrafenis, uitvaart, begankenis, zinking, leuves, geuves] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20434 |
begrafenismaal |
koffietafel:
koffiejtaofel (L320a Ell)
|
het begrafenismaal [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20431 |
begraven |
begraven:
begrave (L320a Ell)
|
een dode begraven [graven, zinken, begraven] [N 87 (1981)]
III-2-2
|