18177 |
ondermuts |
kalot (<fr.):
eigen spellingsysteem
kelot (L320a Ell)
|
mutsje, zwarte ~ dat onder de grote witte poffermuts wordt gedragen [ondermuts] [N 26 (1964)]
III-1-3
|
18315 |
onderrok |
onderrok:
ôngerrok (L320a Ell)
|
onderrok (niet onderjurk) [sjort, onderschort, sjörket, zjuupke] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33941 |
onderstangen |
stangen:
staŋǝ (L320a Ell)
|
De twee naar onder stekende ijzeren delen van een bit dat gebruikt wordt om meer druk op de bek van het paard te kunnen uitoefenen. [N 13, 48]
I-10
|
31712 |
onderste handvat |
(onderste, korte, klein(e), voorste) kruk:
krø̜k (L320a Ell)
|
Het onderste handvat van de steel van de zeis, dat in de rechterhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het korte handvat van model A, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de gegevens opgenomen omtrent de localisatie van model B, waarvan het onderste handvat in de kromming van de steel zit of waar dit handvat lang en T-vormig is. Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het bovenste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (onderste, korte, kleine, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A2 en B2.' [N 18, 67c; N C, 3b2; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
26523 |
onderstel |
poten:
pyǝt (L320a Ell)
|
Het geheel van drie poten en een blad van een spinnewiel. [N 34, B3]
II-7
|
27891 |
ondersteunen |
stijpen:
stipǝ (L320a Ell)
|
Een muur onderschragen met een stut of schoor. Zie voor de fonetisch niet gedocumenteerde vormen het lemma 'Muur'. [N 31, 48a; monogr.]
II-9
|
21148 |
onderstuk van een rijtuig |
gevaars:
’t geveers (L320a Ell)
|
het onderstuk van een rijtuig [trein] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21282 |
onderwijzer |
meester:
meister (L320a Ell)
|
onderwijzer; Hoe wordt hij tegenwoordig genoemd? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
21428 |
onderwijzeres |
juf:
juf (L320a Ell),
meesteres:
Opm. is vroegere benaming.
meisteres (L320a Ell)
|
een vrouwelijke leerkracht aan een lagere school (basisschool) [meesteres, tietepoot, metres, meesterse] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33980 |
onderzadel |
onderzadel:
oŋǝrzāl (L320a Ell)
|
Een vilten lap of een kussen dat onder het zadel ligt. Zie ook lemma Paardedeken Onder Het Zadel. [N 13, 64a en 64b]
I-10
|