23974 |
onkuisaard |
smeerlap:
smeerlap (L320a Ell),
vieze, een ~:
vieeze (L320a Ell)
|
Onkuisaard, viezerik op sexueel gebied [smeerlap, vieze beest, vieze fannie]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23973 |
onkuisheid |
beesterij:
bieësteriej (L320a Ell)
|
Onkuisheid, onzuiverheid, ontuchtigheid [beesterij, zwijnerij]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18990 |
onnozel |
sloom:
sloom (L320a Ell)
|
zeer dom, zich gedragend als een ezel [suf, sloom, dwaas, ezelachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19267 |
onnozel persoon |
onnozele:
eine ônnuuëzele (L320a Ell),
slome:
eine slome (L320a Ell),
zebedeus:
zebedeijus (L320a Ell)
|
een ezelachtig persoon, een zeer dom iemand [nienop, carnichon, loep, zebedeus, uil, uilskuiken, aap, sufferd] [N 85 (1981)] || een onozel persoon [stumper, bleuter] [N 85 (1981)] || zeer dom, zich gedragend als een ezel [suf, sloom, dwaas, ezelachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22316 |
onnozele-kinderendag |
onnozele-kinderendag:
önnuuêzelkinjerdaag (L320a Ell)
|
Onnozole kinderen [allerkindere]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
33108 |
onregelmatig dorsen |
een koe(tje) en een kalfje (dorsen):
ǝn ku ęn ęi̯n kø̜fkǝ (L320a Ell)
|
Nu eens hard en dan weer zacht slaan. In de vraag was de suggestie opgenomen: "kalfkes maken; met een kuuske en een kalfke dorsen". Voor de fonetische documentatie van de uitdrukking slaghouden, zie het lemma ''maat houden bij het dorsen'' (6.1.3). [N 14, 14a]
I-4
|
29134 |
onregelmatig gesponnen draad |
touwelvaam:
tuwǝlvām (L320a Ell)
|
Het onregelmatig spinnen van garen veroorzaakte vaak knopen of verdikkingen. Men kreeg dan garen van de minste kwaliteit. [N 34, C6]
II-7
|
29133 |
onregelmatig spinnen |
touwelen:
tuwǝlǝ (L320a Ell)
|
Met oneffenheden of ongelijk spinnen. [N 34, C3]
II-7
|
20922 |
onrijp |
groen:
eigen fon. aanduidingen
greun (L320a Ell)
|
Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33535 |
onrijp, onvolgroeid |
groen:
eigen fon. aanduidingen
greun (L320a Ell),
vergaarrijpt:
eigen fon. aanduidingen
vergieërieptj (L320a Ell)
|
Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)] || Onvolgroeid, gezegd van een vrucht (vernepen). [N 82 (1981)]
I-7
|