25111 |
bliksem, bliksemflits |
weerlicht:
de wairlucht (L320a Ell)
|
bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
19371 |
bliksemafleider |
bliksemafleider:
bliksemaafleier (L320a Ell)
|
Inrichting om de bliksem af te leiden en onschadelijk te maken; gewoonlijk een van het dak tot in de grond lopende metalen staaf (bliksemafleider, donderroede, donderkruit, donderspil) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
25113 |
bliksemen |
bliksemen:
⁄t bliksemtj (L320a Ell),
weerlichten:
’t wairleechtj (L320a Ell)
|
bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
30444 |
blind anker |
blinde anker:
blenjǝ aŋkǝr (L320a Ell)
|
Muuranker dat aan de buitenzijde van de muur niet zichtbaar is. [N 31, 39; N 54, 123a]
II-9
|
25018 |
blinken, glimmen, glanzen |
blinken:
blinke (L320a Ell)
|
een glans van zich geven [glimmen, glanzen, blinken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17683 |
bloed |
bloed:
blood (L320a Ell)
|
bloed [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25384 |
bloed roeren |
roeren:
rø̄rǝ (L320a Ell)
|
Als het dier gestoken is, vangt men soms het bloed op om dit later in de bloedworst te verwerken. Om te voorkomen dat het bloed stolt, roert men er met de hand wat stro, een houtje of iets dergelijks doorheen. [N 28, 17; monogr.]
II-1
|
34097 |
bloedaders |
bloedaderen:
blōtǭrǝ (L320a Ell)
|
Aders zichtbaar op de uier. [N 3A, 118c]
I-11
|
22057 |
bloedluis |
bloedluis:
eigen spellingsysteem kanker en bloedluis gaan samen maar is B oorzaak van K ???
bloodloes (L320a Ell)
|
bloedluis, luis die kankergezwellen veroorzaakt aan appelbomen [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18138 |
bloeduitstorting |
blauwe plek:
blauw plek (L320a Ell)
|
Hoe noemt u de geelachtig blauwe plekken op de huid, die een gevolg zijn van slaan, stoten of vallen? [DC 52 (1977)]
III-1-2
|