23290 |
de roepen krijgen |
onder de roepen zijn:
ônger de reupe zeen (L320a Ell),
van de preekstoel vallen:
van de preekstool valle (L320a Ell)
|
De huwelijksafkondigingen, huwelijksgeboden, de "roepen", de "geboden". [N 96D (1989)] || De roepen krijgen, afgeroepen worden in de kerk, "onder de geboden staan", "onder de roepen zijn", "in de roepen gaan". [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23723 |
de rozenkrans bidden bij een overledene |
rozenkrans beden:
roeezekrans baeje (L320a Ell)
|
De Rozenkrans (= 3 Rozenhoedjes) bidden bij een overledene. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34626 |
de stortkar doen achteroverslaan |
opstoten:
ǫpstuǝtǝ (L320a Ell)
|
De kipbare bak van de stortkar doen kippen om de lading te lossen. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma kippen, storten in wld I.10. De kaart combineert de opgaven uit beide lemmata. [N 17, 88]
I-13
|
19859 |
de tafel dekken |
de tafel vaardigmaken:
de toafel veertig make (L320a Ell)
|
tafel dekken; Hoe noemt U: De tafel dekken (rechten dekken) [N 80 (1980)]
III-2-1
|
24036 |
de toog aankrijgen |
kleren:
kleijer (L320a Ell)
|
De toog/het habijt aankrijgen, gekleed worden. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22706 |
de vier zijden van een bikkelbeentje |
bak:
bak (L320a Ell),
kuit?:
kuut (L320a Ell),
pens:
pens (L320a Ell),
steun:
stø͂ͅn (L320a Ell)
|
De vier zijden van zon beentje. [N R (1968)]
III-3-2
|
19785 |
de was invochten |
insprinkelen:
insprinkele (L320a Ell)
|
het vochtig maken van strijkgoed [DC 28 (1956)]
III-2-1
|
19440 |
de was mangelen |
mangelen:
mangele (L320a Ell)
|
De was glad maken d.m.v. een mangel (mangelen, wringen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19437 |
de was spoelen |
opwassen:
opwasse (L320a Ell),
spoelen:
speule (L320a Ell)
|
Zeep verwijderen uit kledingstukken door ze heen en weer te bewegen in een vloeistof (spoelen, plodderen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19438 |
de was wringen |
wringen:
vringe (L320a Ell)
|
Het water uit wasgoed drijven (wringen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|