33984 |
achterhaam |
achterhaam:
axtǝrhām (L320a Ell)
|
Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.]
I-10
|
17572 |
achterhoofd |
achterhoofd:
NB: veurhuit = voorhoofd.
achterhuit (L320a Ell)
|
achterhoofd [N 10 (1961)]
III-1-1
|
31587 |
achternaafband |
band:
bantj (L320a Ell
[(mv be̜nj)]
)
|
De ijzeren band om het achtereinde van de naaf, aan de kant van de wagen. De achternaafband is doorgaans smaller dan de muilband. Zie ook afb. 214. [N G, 43d; N 17, 60b; Vld.]
II-11
|
17651 |
achterste |
kont:
kôntj (L320a Ell, ...
L320a Ell)
|
[N 10c (1961)] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
19445 |
achteruit |
plaats:
plaats (L320a Ell)
|
Open plaats achter een huis (dam, werft, bleek, achteruit, plaats) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
17951 |
achteruitgaan |
retireren (<fr.):
retirère (L320a Ell)
|
Achteruitgaan (wijken, deinzen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
34584 |
achterwand |
achterschot:
axtǝršot (L320a Ell),
bred:
brēt (L320a Ell)
|
De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.]
I-13
|
17650 |
achterwerk |
bats:
i.e. billen.
batse (L320a Ell),
stuiver:
Oudere generatie.
stuver (L320a Ell)
|
[N 10c (1961)]
III-1-1
|
30101 |
achterwerkers |
binnenwerkers:
benǝwerkǝrs (L320a Ell)
|
Metselstenen voor de binnenste spouwmuur. Volgens de invuller uit L 210 werden de binnenmuren van een goedkopere en zachtere steen opgetrokken. Ze werden na het metselen met een troffel met specie bestreken en met een natte handveger glad gestreken. Het opmetselen van de binnenmuur werd in L 289 en L 289b 'binnenwerk' ('benǝwęrǝk') of 'achterwerk' ('axtǝrwęrǝk') genoemd. Zie voor het woordtype 'boerengrauw' ook het lemma 'Metselsteenkwaliteit' in wld ii.8, pag. 72. [N 31, 35g; monogr.]
II-9
|
21139 |
achterwiel van een fiets |
achterrad:
achterraad (L320a Ell)
|
het achterwiel van een fiets [riks] [N 90 (1982)]
III-3-1
|