33487 |
rode renet, sterappel |
binnenrode:
van hoogstammige appelaars
binneruuj (L363p Ellikom)
|
appel, soort
I-7
|
24235 |
roek |
zaadkraai:
zoadkrej (L363p Ellikom)
|
roek
III-4-1
|
21362 |
roepen |
roepen:
rōpən (L363p Ellikom)
|
roepen [ZND m]
III-3-1
|
19976 |
roepnaam van de hond |
zoek:
sòk (L363p Ellikom)
|
lokroep ve hond
III-2-1
|
19606 |
roerzeef |
passe-vite:
pasviet (L363p Ellikom),
pazviet (L363p Ellikom)
|
een roerzeef of een doordrukzeef (met schroef) in de keuken || pureestamper of knijper
III-2-1
|
19441 |
roestplek |
ijzermaal:
i-jzermoal (L363p Ellikom, ...
L363p Ellikom),
èzermaol (L363p Ellikom)
|
ijzermaal || roestplek [ZND 36 (1941)] || roestvlek in bijvoorbeeld linnengoed
III-2-1
|
19410 |
roet |
roet:
rōt (L363p Ellikom)
|
rookzwart onderaan een ketel [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
19865 |
roet2 |
roet:
Hèè waas zuu zwart es root
root (L363p Ellikom)
|
roet
III-2-1
|
32976 |
rogge |
koren:
kűǝ.rǝ (L363p Ellikom)
|
Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
19493 |
roken |
blaken:
bloake (L363p Ellikom)
|
roken
III-2-1
|