| 24176 |
jong en kaal vogeltje adj. |
kak:
kagk (L363p Ellikom)
|
vogeltje, pas uit het ei
III-4-1
|
| 34314 |
jong varken |
bag:
bag (L363p Ellikom),
bax (L363p Ellikom)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
| 34481 |
jonge kip |
pul:
pęl (L363p Ellikom)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
| 20380 |
jongen met wie men verloofd is |
aanstaande:
aanstaande
aanstoanzje (L363p Ellikom)
|
verloofde
III-2-2
|
| 20334 |
jongste kind |
kleinste:
kleinste (L363p Ellikom),
pannenschrapsel:
figuurlijk, volkse benaming
pannesjrapsel (L363p Ellikom),
scharketeltje:
sjarkiêtelke (L363p Ellikom)
|
bijnaam voor de laatste uit een rij kinderen || jongste kind; hoe heet het jongste kind van het gezin? [ZND 36 (1941)] || laatstgeborene
III-2-2
|
| 24177 |
jongste vogeltje uit het nest |
kakvogeltje:
als ze nog heel jong zijn
kag viegelkes (L363p Ellikom)
|
jonge vogel die nog niet kan vliegen [ZND 36 (1941)]
III-4-1
|
| 20697 |
jus, vleesnat |
vleesnat:
vleischnaat (L363p Ellikom)
|
vleesnat, jus [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
| 21912 |
kaal duivenjong |
kak:
kàg (L363p Ellikom)
|
Kaal duivejong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
| 20768 |
kaantjes |
kaaien:
kūi̯jə (L363p Ellikom),
kaantjes
kuje (L363p Ellikom),
krappeltjes:
Verwant aan krep (dunne stof) Mo bakde mich eine bògkeskook möt kreppelkes spek in
kreppelke (L363p Ellikom)
|
gebraden stukje spek || kanen [Goossens 1b (1960)] || uitgebraden stukjes spek waarvan het vet is weggeschept
III-2-3
|
| 20802 |
kaas |
kaas:
Loat dich di-jne kiês mè neet pakke: Laat je maar niet afpakken wat van of voor je is
kiês (L363p Ellikom)
|
kaas
III-2-3
|