34522 |
seksen |
seksen:
sɛksǝ (L363p Ellikom)
|
Bij kuikentjes de haantjes van de hennetjes afzonderen en ze vervolgens doden. Haantjes zijn er minder nodig en het is onvoordelig om die lang eten te blijven geven. [N 19, 58; JG 1a, 1b]
I-12
|
20962 |
selderij |
selderie:
seͅldərii̯ (L363p Ellikom)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
19401 |
servies |
servies:
Hiêrt dèè uich bi-j het servi-js: hoort die ook bij het gezelschap
servi-js (L363p Ellikom)
|
servies
III-2-1
|
21256 |
servituut |
binnenweggetje:
e binneweègske (L363p Ellikom)
|
Hoe heet een weg, die vanaf de straat toegang geeft tot een akker, die anders niet zou te bereiken zijn? [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
28694 |
sikkel |
zikkel:
zī.kǝl (L363p Ellikom)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
33981 |
singel |
riem van de zadel:
rēm van ǝ zāl (L363p Ellikom),
singel:
se.ŋǝl (L363p Ellikom)
|
Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.]
I-10
|
33587 |
sjalot |
sjarlot:
šərloͅtə (L363p Ellikom)
|
sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33550 |
sla, algemeen |
salade:
slaai (L363p Ellikom),
slāi (L363p Ellikom)
|
[Goossens 1b (1960)]sla
I-7
|
25342 |
slachten |
slachten:
slaxtǝ (L363p Ellikom)
|
Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.]
II-1
|
17871 |
slag |
klats:
Gewoon
klats op zie gezicht (L363p Ellikom),
Plat
klats op zien moel (L363p Ellikom)
|
hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|