34466 |
vechthaan |
vechthaan:
vɛxthā.nǝ (L363p Ellikom)
|
Haan in de regel van een bijzonder ras, die afgericht wordt voor hanengevechten. Hanengevechten zijn een Haspengouwse specialiteit. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
34266 |
vee |
vee:
vīǝ (L363p Ellikom)
|
Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-11
|
34270 |
veearts |
veeart:
viārt (L363p Ellikom)
|
[JG 1a, 1b; Vld.; monogr.]
I-11
|
20503 |
veel drinken |
kandelen:
Ich zaat möt eine straffe kater, want staags van vèèrs hauw uis "kòmpeni-j"dureweg gekaanjeldsj
kaanjele (L363p Ellikom),
lampetten:
lampötte (L363p Ellikom),
zuipen:
zūpə (L363p Ellikom)
|
stevig doordrinken || zuipen (overmatig drinken) [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
24262 |
veer |
pluim:
plûm (L363p Ellikom),
veer:
vèèr (L363p Ellikom)
|
pluim || veer, pluim
III-4-1
|
34267 |
veestapel |
veestapel:
viǝstā.pǝl (L363p Ellikom)
|
Al het vee dat op een boerenbedrijf aanwezig is. Vergelijk het lemma ''vee'' (13.11) in deze aflevering. [JG 1a, 1b]
I-11
|
34282 |
veevoer verzamelen |
afmaaien:
āfmɛi̯ǝ (L363p Ellikom),
afsnijden:
āfsnii̯ǝ (L363p Ellikom),
plukken:
plękǝ (L363p Ellikom)
|
Het plakken, trekken, steken of snijden van veevoer. Veevoer kan bestaan uit groenvoer, rapen, gras of gewassen als lupinen en serradella. Het verzamelen van veevoer kan dus bestaan uit verschillende handelingen. Object als "groenvoer", "konijnenvoer", "gras" e.a. zijn niet gedocumenteerd. Zie ook het lemma ''knollen uittrekken'' (2.2.6) in aflevering wld I.5. [N Q, 11c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 36, 65; monogr.]
I-11
|
19431 |
vegen, keren |
bezemen:
besseme (L363p Ellikom),
keren:
kiêre (L363p Ellikom, ...
L363p Ellikom)
|
met de bezem vegen || schoonvegen || uitkeren
III-2-1
|
32842 |
veldstrengen |
hachten:
haxtǝ (L363p Ellikom),
strangen:
stręŋ (L363p Ellikom)
|
De beide koorden of kettingen waaraan een paard via het zwenghout een akkerwerktuig voorttrekt; vergelijk afb. 98. Deze zijn gewoonlijk langer dan de strengen van een paard dat voor een kar of wagen gespannen is. Termen die toepasselijk zijn op de strengen en het zwenghout tezamen, zijn bijeengezet aan het einde van dit lemma. Voor varianten of delen daarvan in de ''...''-vorm zij verwezen naar de lemmata ''ploeg'' en ''zwenghout''. De in het vorige lemma onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn hieronder meestal door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [.IG 1b + 1c + 2c; N 11A, 103d; N 13, 57 + 58; div.; monogr.]
I-2
|
33696 |
veldweg |
binnenweggetje:
benǝwēxskǝ (L363p Ellikom)
|
Een niet-verharde, vaak met gras begroeide weg door het veld, waarlangs men vanaf het erf de akkers kan bereiken die niet aan de straat gelegen zijn. [N 5A, 75c; N P, 2; JG, 1a, 2b; L 37, 43; monogr.]
I-8
|