e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ellikom

Overzicht

Gevonden: 1613
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gegraven waterloop gracht: grax (Ellikom), graxt (Ellikom) In het algemeen is in dit lemma sprake van een gegraven waterloop als afscheiding of om overtollig water af te voeren of om te bewateren. In dialectenquêtes zijn er veel vragen gesteld naar de benamingen voor een sloot, graaf of gracht. In de antwoorden bleek veel overlap te zitten. Het gaat hier om waterlopen die verschillend van breedte kunnen zijn. Omdat de antwoorden hierover niet eenduidig waren, was het niet mogelijk aan een begrip een vaste breedte toe te kennen. Algemeen kan men zeggen dat een gracht een bredere sloot is, een graaf een wat bredere, vaak droge sloot, en dat een goot, grub en zouw wat smallere waterlopen zijn. Het overeenkomstige bij alle waterlopen is dat ze gegraven zijn. [N 27, 24; AGV, m1; A 20, 1c; A 20, 1d; A 10, 21; A 2, 48; L 24, 27; L 1a-m; L 36, 4; L A1, 62; Lu 1, 5; R 14, 23j; S 11, 33; monogr.] I-8
gehakt gekapt vlees: gekapt vleisch (Ellikom) gehakt vlees [ZND 35 (1941)] III-2-3
gehemelte gehemelte: ghemelte (Ellikom) het gehemelte van de mond [ZND 35 (1941)] III-1-1
geheugen memorie: Joa, zag grutepa, mi-jn memurie leetsj mich aaf en tûw inne steek  memurie (Ellikom) memorie, geheugen III-1-4
geit geit: gęi̯.t (Ellikom) Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.] I-12
geknotte wilg soets: suuts (Ellikom, ... ), sûts (Ellikom) knotwilg [ZND 36 (1941)] || knotwilg (de boom, vooral een wilg, waarvan de takken afgehakt werden en waarop dan dunne twijgen uitschieten. Ze staan vooral langs sloten) [ZND 36 (1941)] || wilg of eik, afgeknot III-4-3
gekraagde roodstaart schouwvegertje: sjuiwvègerke (Ellikom) gekraagde roodstaart III-4-1
gekruld haar krullenhaar: krollehaor (Ellikom) hij heeft gekruld haar [ZND 35 (1941)] III-1-1
geld geld: ge moot gelt hemme om te konne betale (Ellikom), ge moot gelt hemme vèr te konne betale (Ellikom), geͅlt (Ellikom) geld [ZND m] || Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)] III-3-1
gele kwikstaart koeienheerdje: kûwehèèrdsje (Ellikom) gele kwikstaart III-4-1