e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ellikom

Overzicht

Gevonden: 1613
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nijptang pitstang: petstaŋ (Ellikom), trektang: tręktaŋ (Ellikom) In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor tangen van diverse vorm en grootte die vooral dienen om spijkers uit trekken, maar vaak ook gebruikt worden om draadnagels of metaaldraad af te knippen. Zie ook afb. 144. Uit het Leuvens materiaal L B2, 228-229 blijkt, dat het woordtype trektang vooral de benaming is voor een vrij grote tang waarmee spijkers kunnen worden uitgetrokken. [N 33, 180; N 64, 47b; L B2, 228-229; monogr.; div.] || In het algemeen een tang die vooral dient om spijkers uit te trekken en metaaldraad, spijkers, dun plaatmateriaal, e.d. af te knippen. Zie ook afb. 95 en het lemma ɛnijptangɛ in wld II.11, pag. 92-93. Het woordtype vlechttang is de benaming voor een nijptang die wordt gebruikt bij het verwerken van betonijzer. Deze tang heeft kleinere bekken en langere armen dan de nijptang. Zie ook het lemma ɛbetonijzerɛ in Wld II.9, pag. 47.' [N 53, 142a-c; N 53, 143; monogr.] II-11, II-12
nippen lepsen: Hèè zitsj al ein hauv oor aan zee pintsje te lepse  lepse (Ellikom), siffen: Tantsje sifde effe aan hère koffie viêr te ki-jke es dèè neet te heit waas  siffe (Ellikom) met kleine teugjes drinken || slurpen III-2-3
nootmuskaat muskaat: mesjoat (Ellikom), Het is een verbasterde vorm van mesjoat  besjoat (Ellikom), In verbasterde vorm van mesjoat naar analogie met besji-jt  besjoat (Ellikom), notemuskaat: nutebesjoat (Ellikom) muskaat || nootmuskaat III-2-3
noten afslaan noten afhouwen: nute aafhouwe (Ellikom) noten afslaan [ZND 36 (1941)] III-2-3
okkernoot noot: nuut (Ellikom) noot, vrucht I-7
olie boomolie: een ander woord voor olijfolie  buimulie (Ellikom), salade-olie: slaaiulie (Ellikom) boomolie || slaolie III-2-3
oliebol smoutbol: gebakken in uit zaad geslagen olie  smautbol (Ellikom) oliebol III-2-3
oliekoek smoutkoek: smautkook (Ellikom) oliekoek III-2-3
oliemolen slagmolen: slā.x[molen] (Ellikom) Wind-, water- of rosmolen waarin uit zaden olie wordt geslagen. Het zaad wordt daartoe gekneusd met behulp van de zgn. kollergang bestaande uit twee verticaal geplaatste loperstenen. Het geplette zaad wordt in een pan verhit en vervolgens in wollen zakjes (builen) geborgen, waarna de builen in leren omslagen met een paardeharen voering gelegd worden. Het op deze wijze verpakte warme zaadmeel wordt daarna tweemaal geperst. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 15; Jan 15; Coe 5; Grof 5; monogr.; N D add.] II-3
omzetten omroeren: omrērǝ (Ellikom), omschieten: omšētǝ (Ellikom) Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c] I-4