e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Elsloo

Overzicht

Gevonden: 697
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
handspoel schoentje: sxø̄ntjǝ (Elsloo) De weefspoel die met de hand geworpen wordt. [N 39, 105b] II-7
handweefgetouw getouw: gǝtǫw (Elsloo), weefgetouw: wēf˲gǝtǫw (Elsloo) Het weefgetouw dat bediend wordt met de hand. De afmetingen hiervan zijn nogal verschillend; gewoonlijk is de lengte 2,5 m tot 3 m, de breedte ongeveer 2 m en de hoogte tot aan de draagarmen 2,5 m (Grothe, pag. 338). Zie afb. 54 en 55. [N 39, 1b; N 39, 1a; N 5A øIŋ, 9c; monogr.] II-7
hangslot hangslot: hangsjloot (Elsloo), kluister: kloe:ster (Elsloo), slot: slaot (Elsloo) hangslot [N 07 (1961)] III-2-1
hard schreeuwen hel schreeuwen: hél sjrevvən (Elsloo) hard schreeuwen; je moet - - anders verstaat hij ons niet [DC 03 (1934)] III-3-1
haring haring: hjĕrring (Elsloo) haring [DC 02 (1932)] III-2-3
hark, algemeen reek: rē̜k (Elsloo) Gereedschap dat dient om uitgetrokken onkruid bijeen te trekken, afgevallen bladeren te verzamelen, de tuinpaden, het erf en het grind aan te harken, de grond fijn te maken, enz. Het bestaat uit een ijzeren kam van doorgaans ongeveer 30 cm breedte met korte licht gebogen tanden, bevestigd aan een lange steel. Bedoeld is hier het algemene stuk gereedschap dat met name in de moestuin en op het erf wordt gebruikt voor de vele boven opgesomde doeleinden. Specifieke harken met eigen benamingen komen in het lemma Bijzondere Harken aan bod. [N 18, 94; JG 1a, 1b, 2c; A 2, 44; A 28, 1a; A 34, 2a; L 1, a-m; L B2, 239; Lu 6, 1a; S 12; Gwn 8, 4; monogr.; add uit N 14, 97b; N 15, 4; N 18, 93 en 95; N J, 5] I-5
harken, werken met de hark reken: rē̜kǝ (Elsloo) Zie de toelichting bij het lemma Hark, Algemeen. Object van kleinmaken is: kluiten, harde grond; object van zuivermaken is: het bed, de tuin. [JG 1a, 1b; A 28, 1b; L 1, a-m; Lu 6, 1b; S 12; monogr.; add. uit N 15, 3] I-5
haver haver: hāvǝr (Elsloo) Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
heen en weer (bewegen) hot en haar: hae löp hot en haar (Elsloo), op en af: op en aa‧f laupe (Elsloo), op en neer: hae löp op en neer (Elsloo) heen en weer lopen [op en aaf lope] [N 07 (1961)] III-4-4
hees, schor hees: heisch zin (Elsloo) schor, schor zijn [ruigsen, hees, gees zijn] [N 10 (1961)] III-1-2