17701 |
ingewanden |
darmen:
dèrm (Q017p Elsloo)
|
ingewanden [N 10a (1961)]
III-1-1
|
29750 |
inslaan |
brikken schurgen:
brekǝ šørǝgǝ (Q017p Elsloo)
|
De droge vormelingen naar en in de oven brengen. De invuller uit Q 111 maakt een onderscheid tussen het aanvoeren en het opstapelen van de stenen. De eerste handeling duidt hij aan met de term brikken schurgen, de tweede met inzetten. Het lemma bevat zowel opgaven voor de veldoven als voor de meer fabrieksmatig georganiseerde steenovens. [N 98, 118; N 98, 152; monogr.]
II-8
|
29751 |
inzetter |
enzetter:
ēnzętǝr (Q017p Elsloo)
|
De arbeider die de droge vormelingen onder leiding van een deskundige die meestal ook als stoker fungeert, in de oven plaatste. In Q 111 maakte men een onderscheid tussen de schurger (ēø̜r\g\r) die de stenen aanvoerde en de inzetter (enzę ̞t\r) die de stenen in de oven plaatste. [N 98, 119; N 98, 153; monogr.]
II-8
|
19039 |
jammer |
jammer:
het is jaomer (Q017p Elsloo),
⁄t is jaomer (Q017p Elsloo),
⁄t is jao‧mer (Q017p Elsloo),
zonde:
het is zunj (Q017p Elsloo),
⁄t is zunj (Q017p Elsloo)
|
jammer [zund] [N 07 (1961)]
III-1-4
|
22435 |
jarig zijn |
jarig zijn:
hè: is jo:rig (Q017p Elsloo)
|
Hij is morgen jarig. [DC 02 (1932)]
III-3-2
|
18041 |
jeuk |
jeuk:
jeuk (Q017p Elsloo, ...
Q017p Elsloo),
jeu‧k (Q017p Elsloo, ...
Q017p Elsloo)
|
jeuk [N 07 (1961)] || jeuk [öksel, jukt, ukt] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18050 |
jeuken |
jeuken:
jeuke (Q017p Elsloo)
|
jeuken, het begint te jeuken [öksele, euke, juike, juuke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
24338 |
jong van een dier |
jong:
joŋkt (Q017p Elsloo),
jongt:
joŏnkt (Q017p Elsloo)
|
[R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]jong (subst.; van een dier) [Roukens 12 (1937)]
I-11, III-4-2
|
34314 |
jong varken |
bagje:
bękskǝ (Q017p Elsloo)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
34551 |
jonge gans |
gansje:
gɛnskǝ (Q017p Elsloo)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|