| 24204 |
mannelijke eend |
wenderik:
węndǝrek (Q017p Elsloo)
|
[GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.]
I-12
|
| 24205 |
mannelijke eend, woerd |
wenderik:
wèndərik (Q017p Elsloo)
|
woerd: mannelijke eend. Hoe roept men eenden? [GV K (1935)]
III-4-1
|
| 34446 |
mannelijke geit |
bok:
bok (Q017p Elsloo)
|
[N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|
| 24571 |
margriet |
pinksterbloem:
-
pinksterbloem (Q017p Elsloo, ...
Q017p Elsloo),
sint-jansbloem:
-
st. Jansbloom (Q017p Elsloo, ...
Q017p Elsloo)
|
margriet [DC 42 (1967)] || margriet (Chrysanthemum leuchanthemun) [DC 42 (1967)]
III-4-3
|
| 22739 |
marmeren beeld |
beeld:
e marmele beeld (Q017p Elsloo),
(algemeen).
beeld (Q017p Elsloo)
|
Marmeren beeld. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
| 29658 |
matten |
matten:
matǝ (Q017p Elsloo)
|
Matten die worden gebruikt om het kleibed tijdens het rottingsproces tegen uitdrogen te beschermen. [monogr.]
II-8
|
| 33337 |
meid, dienstmeid |
maagd:
māx (Q017p Elsloo)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
| 20309 |
meisje |
meidje:
mēͅtjə (Q017p Elsloo)
|
meisje; Zijn er verschillende namen voor kinderen van verschillende leeftijden? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
| 20366 |
meisje met wie een jongen verkering heeft |
liefste:
lēstə (Q017p Elsloo)
|
Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft? Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
| 20381 |
meisje met wie men verloofd is |
liefste:
lēstə (Q017p Elsloo)
|
Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft? Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|