e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Elsloo

Overzicht

Gevonden: 697
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
monden ovenspijpen: ǭvǝspī̄pǝ (Elsloo) Stookgaten in de zijmuren van de veldoven; bij uitbreiding ook de stookgangen uitgespaard in de inzet, die de verbinding vormen tussen de twee monden in de zijmuren. In het begin van de baktijd gooiden de stokers hier hout en turf naar binnen; was de oven heet genoeg, dan werden de monden afgesloten. [N 98, 114; monogr.; N 98, 140 add.] II-8
muis van de hand muis: moes (Elsloo) muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)] III-1-1
naar huis gaan naar huis gaan: no: hoes goon (Elsloo) naar huis gaan [DC 03 (1934)] III-1-2
nagel nagel: nagel (Elsloo), nagəl (Elsloo) nagel [DC 01 (1931)] III-1-1
nagras, tweede hooioogst groe(n)maad: grōmǝnt (Elsloo) De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.] I-3
navel navel: navəl (Elsloo) navel [DC 02 (1932)] III-1-1
neef neef: nēͅf (Elsloo) neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)] III-2-2
nek nek: nak (Elsloo), nek (Elsloo) nek [DC 01 (1931)] III-1-1
neus neus: naas (Elsloo, ... ) neus [DC 01 (1931)] III-1-1
neus (spotnamen) gevel: geevel (Elsloo), tulder: teulder (Elsloo) neus [DC 01 (1931)] || neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)] III-1-1