e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Elsloo

Overzicht

Gevonden: 697
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ringbaard een ingeraamd gezicht: dê hêt n ingeraamd gezich (Elsloo) ringbaard (visschersbaard) [DC 01 (1931)] III-1-1
ringmus ringmus: ringmøš (Elsloo) Hoe heet de ringmusch? [DC 06 (1938)] III-4-1
rochelen reutelen: rotele (Elsloo) rochelen [klieke, kwalsteren, kwaaieren] [N 10a (1961)] III-1-2
rode bosmier rode aamzeik: rooi aomzeike (Elsloo) mier, kleine rode — [DC 43 (1968)] III-4-2
roep- en lokwoord voor het kuiken tjiet, tjiet, tjiet: tjit, tjit, tjit (Elsloo) [N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.] I-12
rollen wellen: wɛlǝ (Elsloo) Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.] I-2
room room: rǫu̯m (Elsloo) Het vette deel van de ongekookte melk dat boven komt drijven, als men de melk rustig laat staan. [N 6, 15a; N 16, 17; L 6, 15; L 14, 22; JG 1a, 1b, 2c; A 7, 15; A 39, 7a; Wi 53; Gwn 10, 1; monogr.] I-11
royaal royaal (<fr.): royaal (Elsloo) royaal [DC 02 (1932)] III-3-1
rug pokkel: pŭkkel (Elsloo), rug: rök (Elsloo), rək (Elsloo) rug [DC 01 (1931)] III-1-1
ruggengraat ruggengraat: röggegraot (Elsloo) rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)] III-1-1