17641 |
ruggenwervel |
wervel:
wervel (Q017p Elsloo)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
17737 |
ruiken |
ruiken:
Tans, J.G.H., Isoglossen rond Maastricht in de dialecten van Belgisch en Nederlandsch Zuid-Limburg. Maastricht, uitg. Van Aelst, 1938. 246 pp.
y, y: (Q017p Elsloo)
|
ruiken
III-1-1
|
21081 |
sabbelen |
zuiken:
zoeke (Q017p Elsloo)
|
sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
24372 |
salamander |
salamander:
salamander (Q017p Elsloo)
|
salamander [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
23230 |
scapulier |
scapulier:
enne sjabbelee:r (Q017p Elsloo),
sjabbeleer (Q017p Elsloo, ...
Q017p Elsloo)
|
Scapulier (schouderkleed) [skabbeleer]. [N 07 (1961)]
III-3-3
|
34381 |
schaap |
schaap:
sǭp (Q017p Elsloo)
|
Bedoeld wordt het schaap in het algemeen, niet geslachtelijk onderscheiden. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b, 2c; L 45, 21; L 38, 40; L 6, 25; S 30; A 14, 21; A 2, 1; G V, m3; Gwn 5, 13 add.; monogr.]
I-12
|
22313 |
schaatsen |
schaatsen:
sjaatse (Q017p Elsloo, ...
Q017p Elsloo),
sjaatsen (Q017p Elsloo)
|
Schaatsenrijden [sjatsen, sjtriksjoon loupe]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
17774 |
scheen |
scheen:
sjeen (Q017p Elsloo),
šeen (Q017p Elsloo)
|
scheen - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17728 |
schemeren van de ogen |
schemeren:
t schemert mich veur de augen (Q017p Elsloo)
|
schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34199 |
scherp inhebben |
ijzer aan het hart:
ǝn ēzǝr ǭnt hat (Q017p Elsloo)
|
Spijsverteringsstoornis die ontstaat doordat de koeien met het voedsel scherpe voorwerpen als stukjes ijzerdraad, spijkers en spelden opnemen. Wanneer deze scherpe voorwerpen in de netmaag terechtkomen, kan er een ernstige spijsverteringsstoornis ontstaan. De dieren herkauwen niet meer, nemen geen voedsel meer op en hebben een lichte trommelzucht. Omdat de netmaag slechts door het middenrif van het hart en hartenzakje gescheiden is, kunnen scherpe voorwerpen gemakkelijk daar terechtkomen. Ze veroorzaken dan een ernstige etterige ontsteking die kan leiden tot de dood van het dier. Zie ook het lemma ''scherp inhebben (ijzer)'' in wbd I.3, blz. 471-472. [N 3A, 93; A 48A, 53]
I-11
|