e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Elsloo

Overzicht

Gevonden: 697
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
splijtkool heggenmoes: -  heggenmoos (Elsloo), splijtmoes: -  spleetmoos (Elsloo) I-7
spoelen spoelen: spōlǝn (Elsloo) Het kettinggaren of inslaggaren opspoelen van strengen of klossen op scheerklossen of spoelpijpen door middel van een pijpenspoel en kroon of een spoelmachine. [N 39, 55c; N 39, 100a] II-7
sporen van de haan hanensporen: hānǝspǭrǝ (Elsloo), hānǝšpōrǝ (Elsloo) Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.] I-12
spreeuw spreeuw: sprew (Elsloo) Hoe heet de spreeuw? [DC 06 (1938)] III-4-1
spreken, praten praten: praotən (Elsloo), spreken: sprêkən (Elsloo) praten [DC 02 (1932)] || spreken; ik versta jullie niet, jullie moeten een beetje harder - [DC 03 (1934)] III-3-1
sprinkhaan sprinkhaan: šprènkhaan (Elsloo) sprinkhaan [DC 07 (1939)] III-4-2
sproeten sproetelen: sprootele (Elsloo) sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)] III-1-1
staan staan: stoon (Elsloo) staan [DC 02 (1932)] III-1-2
staart staart: start (Elsloo, ... ) [A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [DC 02 (1932)] I-11, III-4-2
stal stal: sta.l (Elsloo) Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim] I-6