17937 |
vlug lopen |
vegen:
vèège (Q017p Elsloo)
|
lopen: snel lopen [rekke, dabbere, op ne steile gaon] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
33385 |
voergang in de paardestal |
voerij:
vri (Q017p Elsloo)
|
De gang, soms ook een grotere ruimte, in de paardestal vanwaaruit de paarden gevoerd worden. In de voergang sliep vaak de paardeknecht en stond de kist met haver en/of haksel (soms onder het bed van de knecht, Q 154). De voergang als slaapplaats van de knecht werd soms tot een apart vertrek in de paardestal. Als de knecht op zolder sliep, kon deze zolder ook wel met voederij aangeduid worden (Q 111). Zie ook de toelichting bij het lemma "slaapplaats van de knecht bij het vee" (2.3.10) en de daar genoemde lemmata. [N 5A, 59a en 59f; S 50; monogr.]
I-6
|
17777 |
voet |
voet:
voot (Q017p Elsloo, ...
Q017p Elsloo)
|
Voet. Als hiervoor (ook) been of poot gebruikt wordt, dit vermelden, zoo mogelijk in een zin, b.v.: Hou je pooten bij je! voetje voor voetje. [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17799 |
voet (alternatieve benamingen) |
poot:
pued (Q017p Elsloo)
|
Voet. Als hiervoor (ook) been of poot gebruikt wordt, dit vermelden, zoo mogelijk in een zin, b.v.: Hou je pooten bij je! voetje voor voetje. [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17778 |
voetzool |
zool:
zool (Q017p Elsloo)
|
zool [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
29659 |
vogeldragen |
leem schurgen:
lęjm šørǝgǝ (Q017p Elsloo),
op de tafel kippen:
ǫp˱ dǝ tǭfǝl kipǝ (Q017p Elsloo)
|
De bereide klei vervoeren en bij of op de vormtafel deponeren. Vroeger werd daartoe gebruikt gemaakt van de zgn. vogel, een houten bak met twee korte handbomen die op de nek gedragen werd. In later tijden werd de klei met behulp van een kruiwagen vervoerd. [N 98, 69; monogr.]
II-8
|
17747 |
voorhoofd |
voorhoofd:
veurhuit (Q017p Elsloo),
voorkop:
veurkop (Q017p Elsloo)
|
voorhoofd [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17852 |
vooroverduikelen |
voorovervallen:
veureuver valle (Q017p Elsloo)
|
duikelen, voorover vallen [stulpe, stölpe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
25471 |
voorschoot |
scholk:
šǫlǝk (Q017p Elsloo)
|
De voorschoot van de wever. [N 39, 122]
II-7
|
29670 |
vormbak |
vorm:
vǫrǝm (Q017p Elsloo)
|
Houten, soms met ijzer beslagen bak waarmee stenen worden gevormd. De vormbak kon wel of niet voorzien zijn van een bodem. De lange zijden van de bak waren doorgaans naar buiten verlengd om als handgrepen te dienen. Zoɛn handvat werd in Q 121 een griff (jref) genoemd. Volgens Persoons (pag. 40/41) was de enkelvorm meestal in ijzer uitgevoerd en had hij een losse, niet uitneembare bodem die voorzien was van gaten. De dubbelvorm was een rechthoekig houten raampje zonder bodem, dat door een schot in twee gelijke vakjes verdeeld was en met dun plaatijzer beslagen werd. Zie afb. 18 en 19.' [N 98, 74; monogr.]
II-8
|