29623 |
brok of steek klei |
bonk:
bōŋk (Q017p Elsloo)
|
[N 98, 25; monogr.]
II-8
|
22586 |
bromtol |
huildop:
(h)uuldop (Q017p Elsloo)
|
Wurfkreisel.
III-3-2
|
34342 |
bronstig |
breustig:
brø̄stex (Q017p Elsloo)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
20769 |
brood |
brood:
broad (Q017p Elsloo)
|
brood [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
21169 |
brug |
brits op bok:
britš˱ ǫp˱ bǫk (Q017p Elsloo),
brug:
brøk (Q017p Elsloo)
|
Stellage boven de langwerpige strook bereide klei, waarover men met de kruiwagen reed om deze te vullen. De modder werd van deze plaats naar de vormtafel vervoerd. [monogr.]
II-8
|
20386 |
bruid |
bruid:
brūt (Q017p Elsloo)
|
bruid [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20387 |
bruidegom |
mens:
hiervoor heeft men geen naam. Bruid en bruidegom samen worden genoemd de broed; loopt de bruidegom alleen dan zegt men de minsj
menš (Q017p Elsloo)
|
bruidegom [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
23221 |
bruidje in de processie |
bruidje:
bruutje (Q017p Elsloo),
e bruudje (Q017p Elsloo),
en bruudje (Q017p Elsloo)
|
Bruidje in de processie. [N 07 (1961)]
III-3-3
|
17634 |
buik |
buik:
boek (Q017p Elsloo),
bōēk (Q017p Elsloo)
|
buik (lijf) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17635 |
buik (spotnamen) |
pens:
pans (Q017p Elsloo),
pens (Q017p Elsloo)
|
buik: spotbenamingen [N 10 (1961)]
III-1-1
|