e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Elsloo

Overzicht

Gevonden: 697

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brok of steek klei bonk: bōŋk (Elsloo) [N 98, 25; monogr.] II-8
bromtol huildop: (h)uuldop (Elsloo) Wurfkreisel. III-3-2
bronstig breustig: brø̄stex (Elsloo) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12
brood brood: broad (Elsloo) brood [DC 03 (1934)] III-2-3
brug brits op bok: britš˱ ǫp˱ bǫk (Elsloo), brug: brøk (Elsloo) Stellage boven de langwerpige strook bereide klei, waarover men met de kruiwagen reed om deze te vullen. De modder werd van deze plaats naar de vormtafel vervoerd. [monogr.] II-8
bruid bruid: brūt (Elsloo) bruid [DC 05 (1937)] III-2-2
bruidegom mens: hiervoor heeft men geen naam. Bruid en bruidegom samen worden genoemd de broed; loopt de bruidegom alleen dan zegt men de minsj  menš (Elsloo) bruidegom [DC 05 (1937)] III-2-2
bruidje in de processie bruidje: bruutje (Elsloo), e bruudje (Elsloo), en bruudje (Elsloo) Bruidje in de processie. [N 07 (1961)] III-3-3
buik buik: boek (Elsloo), bōēk (Elsloo) buik (lijf) [DC 01 (1931)] III-1-1
buik (spotnamen) pens: pans (Elsloo), pens (Elsloo) buik: spotbenamingen [N 10 (1961)] III-1-1