e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Engelmanshoven

Overzicht

Gevonden: 260
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
molenaar moller/molder: mǫldǝr (Engelmanshoven) [N O, 40a; A 42A, 49; JG 1a; JG 1b; l 1a-m; S 24; Wi 53; Sche 7; Vds 264; Jan 285; Coe 234; Grof 261; monogr.; Vld] II-3
mond mond: graute mont (Engelmanshoven) een grote mond [ZND 31 (1939)] III-1-1
mondvol mondvol: də mont voəl (Engelmanshoven) hap (mondvol) (afbijten) [ZND 32 (1939)] III-4-4
monnik pater (lat.): enə paotər (Engelmanshoven) Een monnik. [ZND 31 (1939)] III-3-3
mosterd mosterd: er slecht leesbaar  moster (Engelmanshoven) mosterd [ZND 31 (1939)] III-2-3
mot mot: moͅt (Engelmanshoven), ook in ZND 31, 038  mot (Engelmanshoven) mot [ZND 01 (1922)] || mot (beschrijving) [Lk 03 (1953)] III-4-2
mouw mouw: mow (Engelmanshoven), twie mowə (Engelmanshoven) een mouw, een mouwtje [ZND 31 (1939)] || mouw (meervoud) [ZND 31 (1939)] III-1-3
naaien lappen: lapǝ (Engelmanshoven) Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.] II-7
natuurlijke waterloop beek: bęi̯k (Engelmanshoven) Natuurlijke, smal stromende waterloop. [N 27, 25; N 27, 24; A 2, 48; A 10, 21; A 20, 1d; A 20, 1c; AGV, m1; L 24, 17; L 24, 27; L 33, 10; L 37, 15; R I, 23; S 33; monogr.] I-8
nijdnagel ijwortel: eiwottəl (Engelmanshoven) ik heb een nijdnagel (waar de huid langs de vingernagel inscheurt) [ZND 31 (1939)] III-1-2