21807 |
hulp vragen |
hulp vragen:
hulləp vraogə (Q207p Epen)
|
iemand vragen te helpen [genaden] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
18936 |
hulp, bijstand |
hulp:
hulləp (Q207p Epen)
|
de ondersteuning die men iemand geeft om zijn werk af te maken [hulp, genade] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24572 |
hulst |
stachelder (pseudo-du.):
sjtachəldər (Q207p Epen)
|
De altijdgroene heester met stijve, stekelpuntige, glimmende bladeren, witte bloemen en rode bessen; hulst (heukel, velst, ulster, prikblad). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17956 |
huppelen |
huppelen:
huppələ (Q207p Epen)
|
Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17959 |
hurken |
(zich) hukken:
høke (Q207p Epen)
|
hurken [SGV (1914)]
III-1-2
|
19886 |
huurhuis |
pachthuis:
pachthoes (Q207p Epen)
|
huurhuis [SGV (1914)]
III-2-1
|
21333 |
huurpenning |
meepenning:
mitpenning (Q207p Epen)
|
huurpenning [SGV (1914)]
III-3-1
|
20429 |
huwelijk |
heirat (du.):
hierooat (Q207p Epen)
|
huwelijk [SGV (1914)]
III-2-2
|
24049 |
huwelijksafkondigingen |
roepen:
de reup (Q207p Epen)
|
De huwelijksafkondigingen, huwelijksgeboden, de "roepen", de "geboden". [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24048 |
huwelijksexamen |
christenleren:
kristelieëre (Q207p Epen)
|
Het huwelijksexamen bij de pastoor. [N 96D (1989)]
III-3-3
|