22448 |
inkopen doen voor sinterklaas |
sinterklaas gelden:
sinterklaos geele (Q207p Epen)
|
Inkopen doen voor St. Nicolaas (6 december) [kloteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
26785 |
inkuilen |
in een mijn zetten:
in eŋ miŋ zetǝ (Q207p Epen)
|
De aardappelen worden met de slagkar van het veld naar de boerderij vervoerd en daar op een droge plaats voorlopig opgeslagen om uit te wasemen. Vroeger gebeurde dit in de kelder onder de bakoven (zie aflevering I.6 over de bedrijfsgebouwen van de boerderij). Tegen de winter worden de aardappelen ingekuild, dat wil zeggen in een aardappelkuil of -groeve gestort. De algemene benamingen voor deze handeling staan in dit lemma bijeen. Zie verder het lemma Aardappelkuil, -Groef. [N 12, 28; JG 1a, 1b; S 16; monogr.; add. uit N 12, 29; L 1, a-m; S 19]
I-5
|
23605 |
introïtus |
introtus (<lat.):
introitus (Q207p Epen)
|
De intredezang, introïtus, door het koor gezongen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21867 |
inzet |
inzet:
i-zàt (Q207p Epen)
|
de inzet door de verkoper gedaan om de prijs op te voeren op een veiling [schut, buurmansschut] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22328 |
inzet bij het spel |
pot:
poͅt (Q207p Epen)
|
Het geheel van wat door elk van de spelers in een partijtje op het spel gezet is [pot, zaad, zwik]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20827 |
inzouten |
zouten:
(o uit het Fransche woord: mon).
zote (Q207p Epen)
|
zouten (mv.?) [SGV (1914)]
III-2-3
|
17593 |
iris |
appel (van het oog):
appəl (Q207p Epen)
|
Iris: het gekleurde gedeelte van het oog waarin zich de pupil bevindt. [N 84 (1981)]
III-1-1
|
23514 |
jaargetijde |
jaargetijde:
joargetie (Q207p Epen)
|
Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21851 |
jaarmarkt |
jaarmarkt:
jaormáát (Q207p Epen)
|
de markt die elk jaar op een vaste tijd wordt gehouden [foor, jaarmarkt] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
34074 |
jaarring |
ring:
reŋk (Q207p Epen)
|
Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b]
I-11
|