e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Epen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
met de zweep slaan of geluid geven smikken: šmekǝ (Epen) Het slaan met de zweep brengt een knallend geluid voort. Terwijl in de enquête van J. Goossens het werkwoord zwepen in de jaren vijftig enkel voor Achel (L 282) en Hamont (L 286) werd opgetekend, vermeldt de enquête van P. Willems (1885)het nog voor een groot aantal gemeenten uit de beide Limburgen. Zie in dit verband ook ros voor "paard" (WLD I, afl. 9, p. 5). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 141a; Wi 42; monogr.] I-10
met fakkels lopen berk? branden: børk brēͅnə (Epen) Met fakkels lopen op de eerste zondag van de vasten. [N 88 (1982)] III-3-2
met kleppers rondlopen klabatteren: klabattere (Epen) Rondlopen met kleppers en ratels in de week vóór Pasen. [N 88 (1982)] III-3-2
met opgeheven staart rondlopen biezen: bizǝ (Epen) [N 3A, 9a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
met paard en koets rijden, paardrijden rijden: rii̯ǝ (Epen) Het paard besturen als het voor de koets gespannen is, of als het als rijdier gebruikt wordt. Deze twee begrippen worden terminologisch niet onderscheiden. [JG 1a, 1b; Wi 29; monogr.] I-10
met sneeuwballen gooien sneeuwballen: sjnīəbālə (Epen) Met sneeuwballen naar elkaar gooien [ruiken]. [N 88 (1982)] III-3-2
met snelheid over iets heen vliegen vliegen: vleegə (Epen) vliegen: Met snelheid over iets heen ~ (snoeken). [N 84 (1981)] III-1-2
met tussenpozen regenen af en toe regenen: af en tŏĕ réén (Epen) af en toe regenen [veuren] [N 81 (1980)] III-4-4
metselaar murer: mȳrǝr (Epen), steenmetser: štēmętsǝr (Epen  [(vero)]  ) Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld] II-9
metselen muren: mū.rǝ (Epen), mūrǝ (Epen) Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.] II-9