e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Epen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
op de loop gaan lopen gaan: loopə gôê (Epen), op de loop gaan: op der luip goa (Epen) op de loop gaan [SGV (1914)] || vluchten: Op de loop gaan (biezen, vluchten, vlieden). [N 84 (1981)] III-1-2
op de vingers fluiten op de vingers fluiten: eͅp də veŋərə fl"tə (Epen) Op de vingers fluiten [schuffelen]. [N 90 (1982)] III-3-2
op een rij zetten op rij zetten: óp ri-j zettə (Epen) op een rij zetten [hagen] [N 91 (1982)] III-4-4
op kraamvisite gaan op suikerbeschuit gaan: op soekerbesjuut (Epen, ... ) Op kraamvisite gaan [met de krommen arm gaan, met de kromme slip gaan, op de suikerbeschuit gaan]. [N 88 (1982)] III-3-2
op reis gaan gereisd: gərist (Epen) op reis gegaan zijn [te mantij zijn] [N 90 (1982)] III-3-1
op retraite gaan op retraite (fr.) gaan: op retrait goeë (Epen) In retraite gaan, in retraite zijn. [N 96B (1989)] III-3-3
op stelten lopen op stelten lopen: op schtelte loope (Epen), steltlopen: sjtelt loope (Epen) Op stelten lopen [stelten]. [N 88 (1982)] || stelten [op ~ loopen] [SGV (1914)] III-3-2
opbrengst opbrengst: ópbrings (Epen) dat wat iets bij verkoping oplevert, de opbrengst [schoor, winst] [N 89 (1982)] III-3-1
opeenschuiven opeenschuiven: ópee sjuuvə (Epen) stroppen: Op elkaar schuiven (stroppen). [N 84 (1981)] III-1-2
openbare verkoop verkoop: vèrkoop (Epen) een openbare verkoping aan de meest biedende; verkoping bij opbod bijv. van huizen, landerijen, groenten en fruit, vis, etc. [roep, veiling] [N 89 (1982)] III-3-1