34320 |
tepel, tet |
varkensnok:
vɛrkǝsnuk (Q207p Epen)
|
Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.]
I-12
|
20477 |
ter begrafenis gaan |
gaan begraven:
gôê bəgraavə (Q207p Epen),
naar de begrafenis gaan:
nao de begrèffenis goeë (Q207p Epen)
|
een begrafenis gaan bijwonen [begaan, te lijk gaan, ter bier gaan, gaan kezen, op de korte snee gaan] [N 87 (1981)] || ter begrafenis gaan [N 96D (1989)]
III-2-2
|
24069 |
teraardebestelling |
begraven:
begraave (Q207p Epen)
|
De teraardebestelling. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18127 |
tetanus |
klem:
klèm (Q207p Epen)
|
Tetanus: ziekte waarbij een verstijving van de spieren optreedt, die begint bij de kauwspieren en zich dan uitspreidt over de rompspieren (klem). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19347 |
tevreden; tevredenheid |
content:
kóntent (Q207p Epen),
tevreden:
təvréé zîê (Q207p Epen)
|
tevredenheid, genoegen [trek, plezier, goesting, snoel] [N 85 (1981)] || zijn tevredenheid betuigen, zijn tevredenheid kenbaar maken [stuiten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19781 |
thuis |
heem:
hee-em (Q207p Epen)
|
thuis [SGV (1914)]
III-2-1
|
21540 |
tien centiem |
tien centiem:
tîên céntiem (Q207p Epen)
|
een muntstuk van 10 centimes (in België) [s(j)oe, sol, brak, knap, klomp] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
23726 |
tientje van de rozenkrans |
gesetz (du.):
ee gezèts (Q207p Epen)
|
Een tientje van de Rozenkrans [n jezets?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23693 |
tijdelijke aflaat |
aflaat:
aafloat (Q207p Epen)
|
Een tijdelijke aflaat. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22230 |
tijdverdrijf |
tijdverkorting:
[tiedverkörting???]
tiedverkörting (Q207p Epen)
|
tijdkorting [SGV (1914)]
III-3-2
|