33595 |
tros vruchten |
tros:
troos (Q207p Epen)
|
Een tros van twee of meer vruchten (resel, rist, tros, klis, trobbel, trossel, troppel, ritsel, bak, trochel). [N 82 (1981)]
I-7
|
19317 |
trots |
groots:
grutsj (Q207p Epen, ...
Q207p Epen)
|
het doen blijken van het gevoel dat men meer is dan anderen [trots, trotsheid] [N 85 (1981)] || vervuld en blijk gevend van een gevoel van meerderheid boven anderen [groots, fier, trots, heel, freet, moedig, moetig,glorieus] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20428 |
trouwboekje |
trouwboekje:
trówbukske (Q207p Epen)
|
het trouwboekje [trouwbusj-je] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20384 |
trouwen |
trouwen:
trówwe (Q207p Epen),
trówwə (Q207p Epen),
van də wit trówwə (Q207p Epen)
|
de plechtigheid waarbij het samenleven van een man en een vrouw wettelijk geregeld wordt [huwelijk, trouw, trouwerij] [N 87 (1981)] || door het huwelijk verenigd worden; trouwen [sjanken, sanksen, berinnen, trouwen] [N 87 (1981)] || Trouwen, mensen in de echt verbinden [trouwe]. [N 96D (1989)]
III-2-2, III-3-3
|
20373 |
trouwkostuum bruidegom |
bruidsmontuur:
broedsmóntoer (Q207p Epen)
|
het bruidspak van de man [broedsantsoch, broeds-mantoer] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20176 |
trouwring |
trouwring:
trówreenk (Q207p Epen)
|
een trouwring [N 96D (1989)]
III-2-2
|
18083 |
tuberculose |
tering:
tééring (Q207p Epen)
|
Tuberculose: infectieziekte veroorzaakt door de tuberkelbacil die vrijwel alle organen kan aantasten, meestal echter de longen (tering, teer, loosziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33506 |
tuinbonen |
paardsbonen:
pedsbónnə (Q207p Epen),
spekbonen:
sjpèkbónnə (Q207p Epen)
|
Een jonge tuinboon die men met schil en al eet (wilde wan, wollenwantje, pulleke, spekboon, sluimererwt). [N 82 (1981)] || Een tuinboon, een grote soort boon labboon, paardsboon, boerenteen, molleboon, mokboon, wul, zwartvoet, huisboon, moffelboon, duiveboon, flodderboon, moffel, moffeboon, knauwboon, willeboon, paardeboon, jodenboon, roomse boon). [N 82 (1981)]
I-7
|
19749 |
tuinhuisje |
zomerhuisje:
( klinkt als de o uit het Fransche mon).
zomerhuske (Q207p Epen)
|
priëel [SGV (1914)]
III-2-1
|