30463 |
dakdekken |
pannen legen:
panǝ lē̜gǝ (Q207p Epen)
|
In het algemeen een dak met dakpannen, leien, lood, zink of koper bedekken. De verschillende materialen voor het dakdekken werden in Q 121c respectievelijk 'blij' ('blęj'), 'zink' ('tseŋk'), 'koper' ('kofǝr') of 'leien' ('lajǝ') genoemd. [N 64, 138; N 32, 46; monogr.]
II-9
|
29893 |
dakpan |
dakpan:
dākpan (Q207p Epen)
|
Algemene benaming voor een uit klei vervaardigde en vervolgens gebakken dakbedekking in de vorm van een vierkante of rechthoekige plaat. Naar vorm en afmeting worden gebakken pannen onder verschillende namen in de handel gebracht. Zo onderscheidt men bij de holle pannen de oud-hollandse pan, de verbeterde holle pan en de romaanse pan. Bij de vlakke pannen kent men de Tuile du Nord, de vlakke muldenpan, de holle muldenpan en de kruispan. [N 32, 44a; Gi 2, 48; monogr.]
II-8
|
24915 |
dal, vallei |
dal:
daal (Q207p Epen),
dil (Q207p Epen, ...
Q207p Epen),
slond:
Hgd.
sjlont (Q207p Epen)
|
dal, vallei, stuk land dat gelegen is tussen meerdere heuvels of bergen [del] [N 81 (1980)] || laagte [SGV (1914)] || laagte, slenk, stuk land dat gelegen is tussen twee heuvels [diepte, zonk, zink, put, kwacht, zomp, zak, slaai] [N 81 (1980)] || schlund, diep droog dal
III-4-4
|
21172 |
dam |
dam:
dàm (Q207p Epen)
|
de in en dwars over een water opgeworpen wal die dient om het water te keren, de stroom te leiden of te verdelen (dam, menuët) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21128 |
damesfiets |
vrouwluifiets:
vròlluujfiets (Q207p Epen)
|
Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar vrouwen op rijden [N 99 (1991)]
III-3-1
|
18263 |
damesmantel |
mantel:
mantel (Q207p Epen),
mentels (Q207p Epen)
|
mantel [SGV (1914)] || mantels (mv.) [SGV (1914)]
III-1-3
|
18577 |
damesonderbroek |
onderbroek:
onderbrook (Q207p Epen)
|
Onderbroek voor vrouwen. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
24984 |
damp, stoom |
damp:
damp (Q207p Epen),
stoom:
scht-em (Q207p Epen)
|
stoom [SGV (1914)]
III-4-4
|
19633 |
dampen |
paffen:
páffə (Q207p Epen)
|
paffen; Hoe noemt U: Op een hoorbare manier roken; geweldig veel roken (paffen, plotsen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18250 |
das, sjaal |
plag:
plak (Q207p Epen)
|
das (doek) [SGV (1914)]
III-1-3
|