e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Epen

Overzicht

Gevonden: 3496

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ademen ademen: ome (Epen) ademen [SGV (1914)] III-1-1
ader ader: or (Epen), ore (Epen) ader [SGV (1914)] || aderen [SGV (1914)] III-1-1
advent advent (<lat.): advent (Epen) De tijd van vier zondagen voor Kerstmis (Advent, kleine vasten). [N 96C (1989)] III-3-3
afdak afdak: aafdaak (Epen) afdak [SGV (1914)] III-2-1
afdingen afpegeren: ááfpeegərə (Epen) proberen minder te moeten betalen dan de gevraagde prijs [afdingen, afpingelen, afpekelen, penkeren, prengelen, pingelen] [N 89 (1982)] III-3-1
afgetrokken zeug afgelemmelde zeug: āfxǝlɛmǝldǝ [zeug] (Epen) Een door het veelvuldig zogen vermagerde zeug. In vraag N 19, 22 werd gevraagd naar "een zeug die vermagerd is door ...", dus naar een zelfstandig begrip. In dit lemma is de nadruk gelegd op de eigenschap "vermagerd" en is het zelfstandig naamwoord zeug niet gedocumenteerd. Voor de documentatie van de verschillende woordtypen voor "zeug" en de bijbehorende dialectvarianten zie het lemma ''zeug'' (1.2.5). [N 19, 22; monogr.] I-12
afgunst afgunst: aafguns (Epen) Afgunst, jaloezie. [N 96D (1989)] III-3-3
afgunstig afgunstig: aafgunstig (Epen) Afgunstig. [N 96D (1989)] III-3-3
afkalven afbrokkelen: aafbrökkələ (Epen) afkalven, stuksgewijs afschuiven en instorten gezegd van oevers, slootkanten enz [inkalven, inkavelen, inkelderen] [N 81 (1980)] III-4-4
afkoken zwellen: sjwillə (Epen) Hoe noemt U: Met (in) weinig water gekookt, gezegd van groenten (kort) [N 80 (1980)] III-2-3