e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Epen

Overzicht

Gevonden: 3496
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dood (bn.) dood: doe ëd (Epen) dood [SGV (1914)] III-2-2
dood (zn.) dood: dôêt (Epen) de toestand die intreedt bij het eindigen van het leven [dood, overlijden, versterf, verscheiden, einde] [N 86 (1981)] III-2-2
doodskist zerk: de zèrk (Epen), zeøͅrk (Epen), zèrk (Epen, ... ) de doodskist [N 96D (1989)] || De doodskist. [N 96D (1989)] || Doodskist. [N 87 (1981)] || een dode in de doodskist leggen [lichteren, kisten] [N 87 (1981)] III-2-2, III-3-3
doodsklok doodsklok: doeëdsklok (Epen) De klok die geluid wordt na het overlijden en/of bij de begrafenis van iemand [dôdsklok, dódsklok, dödsklok, doeëdsklok?]. [N 96A (1989)] III-3-3
doodzonde doodzonde: doeëdzung (Epen) Doodzonde, dodelijke zonde [doeëdzund]. [N 96D (1989)] III-3-3
doof doof: dooëf (Epen) doof [SGV (1914)] III-1-1
doop doop: doo-ëp (Epen), inge deup (Epen) doop [SGV (1914)] || Een doop. [N 96D (1989)] III-3-3
doopbelofte doopbelofte: doopbelòfte (Epen) De doopbeloften zoals ze worden afgelegd door peter en meter. [N 96D (1989)] III-3-3
doopbewijs doopschijn: doopsjien (Epen) Het doopbriefje, het bewijs dat men gedoopt is [doofsjien]. [N 96D (1989)] III-3-3
doopgetuige aan de doop gaan: an de doop goeë (Epen) Als doopgetuige aanwezig zijn [an doof joaë]. [N 96D (1989)] III-3-3