24436 |
eekhoorn |
eekhoorntje:
eeëkhöntje (Q207p Epen)
|
eekhorentje [SGV (1914)]
III-4-2
|
18116 |
eelt, eeltknobbel |
kwert:
kweete (Q207p Epen)
|
eelt, eeltknobbel [SGV (1914)]
III-1-2
|
18942 |
een aanmerking maken |
vingerwijzen:
vingərwīēzə (Q207p Epen)
|
iemand een afkeurende opmerking geven [struffen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23667 |
een aflaat verdienen |
aflaat verdienen:
aafloat verdeene (Q207p Epen)
|
Een aflaat verdienen/winnen/bekomen/halen/bidden [ne ablas verdeene?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22483 |
een april |
een april:
een april (Q207p Epen)
|
De dag waarop men lichtgelovige personen om een onzinnige boodschap stuurt (1 april). [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23781 |
een askruisje halen |
asselekruisje halen:
eisjele-kruutske haole (Q207p Epen)
|
Zich met as laten tekenen op Aswoensdag, een askruisje halen. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21811 |
een bevel opvolgen |
luisteren:
lŏĕstərə (Q207p Epen)
|
een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
20505 |
een borrel drinken |
pitsen:
pitsjə (Q207p Epen)
|
jenever drinken; Hoe noemt U: Jenever drinken (proeven, likken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22484 |
een cadeau geven |
schenken:
sjingkə (Q207p Epen)
|
Kado geven [schenken, besteken]. [N 89 (1982)]
III-3-2
|
34541 |
een ei afpellen |
schillen:
šølǝ (Q207p Epen)
|
Een ei van de schaal ontdoen. [N 19, 55b; A 39, 9b]
I-12
|