21492 |
geburen |
naburen:
naobərə (Q207p Epen)
|
alle buren samen [geburen, gebuur] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19249 |
gedachtenis |
nagedacht:
nogedaat (Q207p Epen)
|
nagedachte [SGV (1914)]
III-1-4
|
19248 |
gedenken; gedachtenis |
gedenken:
gədēēnkə (Q207p Epen)
|
terugdenkend aan overleden personen op bepaalde data [gedenken, geheugen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24000 |
gedoopt worden |
gedoopt worden:
gedupt weeëde (Q207p Epen)
|
Gedoopt worden. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18916 |
gedwee |
gewillig:
gəwilləch (Q207p Epen)
|
blijken van onderworpenheid tonend, zonder nadenken opdrachten uitvoerend [gewillig, braaf, gedwee, gemakkelijk, goed, zacht] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18098 |
geelzucht |
geel verf:
géél verf (Q207p Epen)
|
Geelzucht: ziekte die zich uiterlijk kenmerkt door de gele kleur die de huid aanneemt ten gevolge van de opneming der galkleurstof in het bloed (galzucht, galziekte, geluw, gele verf, geelverf, verf, geelaard, gele ziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19280 |
geen rust hebben |
niet gerust zijn:
neet gəreus zîê (Q207p Epen)
|
geen rust hebben [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24078 |
geestelijke |
geestelijke:
gisseleg (Q207p Epen)
|
Een priester die geen pater is [heer, geesteling]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20796 |
geeuwhonger |
geeuwhonger:
gīähonger (Q207p Epen)
|
geeuwhonger [SGV (1914)]
III-2-3
|
23728 |
geheimen van de rozenkrans |
geheimen:
geheime (Q207p Epen)
|
De geheimen van de Rozenkrans bestaande uit de blijde geheimen, de droevige geheimen en de glorierijke of glorievolle geheimen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|