id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
30569 | schilder | aanstrijker: āštrīkǝr (Eupen) | Iemand die van schilderen zijn beroep maakt. Bij het 'technisch schilderen', het bedekken van oppervlakten met verf ter conservering en kleurgeving, onderscheidt men de huis-, decoratie- en rijtuigschilder. In L 210 plaatste de huisschilder bij de bouw van een nieuw huis ook de ruiten. [Wi 51; L 44, 21b; N 67, 98a; monogr.] II-9 |
19765 | schilderij | beeld: Karte 38. Bild (Eupen), gemlde (du.): Karte 38. Gemälde (Eupen), schilderij: schelderei (Eupen), schelderèi (Eupen), šeͅldəreͅi̯ (Eupen) | Gemälde, Bilder in Rahmen. || Gemälde. || schilderij || Schilderij. [Willems (1885)] III-2-1, III-3-2 |
21244 | schip | schip: šef (Eupen) | schip [RND] III-3-1 |
21248 | schipper | schipper: šefər (Eupen) | schipper [RND] III-3-1 |
18272 | schoen: algemeen | schoen: šuun (Eupen) | schoen [ZND m] III-1-3 |
30812 | schoenmaker | schoemaker: sxomę̄kǝr (Eupen) | In dit lemma zijn zowel de benamingen verwerkt voor "de persoon die schoeisel vervaardigt" als voor "de persoon die schoeisel repareert". [N 60, 216a; N 60, 231a; Wi 2; N 60, 75; monogr.] II-10 |
33977 | schoftzadel | zadel: zāǝl (Eupen) | Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.] I-10 |
20649 | schol | schol: scholl (Eupen) | schol [Willems (1885)] III-2-3 |
22371 | schommel | schokkel: en schokkel (Eupen), schockel (Eupen), šokəl (Eupen) | Hoe heet het kinderspeeltuig, dat uit een plankje of bankje bestaat, welk door middel van twee touwen aan een dwarshout hangt en waarop het kind zich heen en weer laat zweven? [ZND 32 (1939)] || Schommel. [Willems (1885)], [ZND m] III-3-2 |
21277 | school | school: šuəl (Eupen) | school [RND] III-3-1 |