22430 |
worstelen |
ringen:
ränge (Q284p Eupen)
|
Worstelen. [Willems (1885)]
III-3-2
|
32970 |
wortel |
wortel:
wo ̞tsǝl (Q284p Eupen),
wo.rtǝl (Q284p Eupen),
wyrtǝl (Q284p Eupen),
wǫtǝl (Q284p Eupen)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
17679 |
wreef |
gewerf:
gewärf (Q284p Eupen)
|
de wreef (het gedeelte waar het voorste van het been in de voet overgaat) [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
17892 |
wrijven |
wrijven:
wrieve (Q284p Eupen)
|
wrijven [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
17922 |
wringen |
wringen:
vränge (Q284p Eupen)
|
wringen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
17888 |
wroeten |
wroetelen:
vryu̯.tǝlǝ (Q284p Eupen)
|
Met de snuit in de grond wroeten, gezegd van het varken. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b, 2c; L monogr.; Wi 56; S 45; monogr.]
I-12
|
32999 |
zaad, zaaigoed |
gezaams:
gǝzø̜ms (Q284p Eupen),
zaad:
zē̜t (Q284p Eupen),
zōt (Q284p Eupen),
zaadje:
zɛtǝkǝ (Q284p Eupen),
zaam:
zom (Q284p Eupen),
zǭm (Q284p Eupen
[(m)]
),
zaampje:
sø̜mkǝ (Q284p Eupen)
|
Hetgeen men uitstrooit, zaait op het land; de verzamelnaam. Zie voor het enkelvoudige begrip "zaadje" achterin het lemma. Vergelijk ook het lemma graankorrel (2.6). De typen gezaads en gezaams worden voornamelijk gebruikt voor (tuin)zaden. (m) achter de plaatscode geeft aan dat uitdrukkelijk is opgegeven dat ''zaad'' er een "de-woord" is. [N M, 22; JG 1a, 1b; Wi 5; RND 111; monogr.]
I-4
|
27431 |
zaag |
zeeg:
zeǝ.x (Q284p Eupen)
|
Snijwerktuig, dat bestaat uit een platte strook staal die aan één zijde van tanden voorzien is. De strook is bevestigd in een handvat of in een spanraam. Zie ook de lemmata ɛhandzaagɛ en ɛspanzaagɛ.' [S 45; L 8, 101; N 53, 1a; monogr.]
II-12
|
31805 |
zaagspaan |
speen:
šplīǝn (Q284p Eupen)
|
Stukje hout dat aan het uiteinde van een plank of balk blijft hangen, nadat die dwars op de houtvezelrichting is doorgezaagd. [N 50, 91b; monogr.]
II-12
|
32996 |
zaaien |
zaaien:
z˙iǝ (Q284p Eupen)
|
[N 15, 1a; JG 1a, 1b; A 2, 70; L A2, 234; L 8, 102; L 24, 6a; S 45; Wi 40; RND 111; monogr.]
I-4
|