| 30569 |
schilder |
aanstrijker:
āštrīkǝr (Q284p Eupen)
|
Iemand die van schilderen zijn beroep maakt. Bij het 'technisch schilderen', het bedekken van oppervlakten met verf ter conservering en kleurgeving, onderscheidt men de huis-, decoratie- en rijtuigschilder. In L 210 plaatste de huisschilder bij de bouw van een nieuw huis ook de ruiten. [Wi 51; L 44, 21b; N 67, 98a; monogr.]
II-9
|
| 19765 |
schilderij |
beeld:
Karte 38.
Bild (Q284p Eupen),
gemlde (du.):
Karte 38.
Gemälde (Q284p Eupen),
schilderij:
schelderei (Q284p Eupen),
schelderèi (Q284p Eupen),
šeͅldəreͅi̯ (Q284p Eupen)
|
Gemälde, Bilder in Rahmen. || Gemälde. || schilderij || Schilderij. [Willems (1885)]
III-2-1, III-3-2
|
| 21244 |
schip |
schip:
šef (Q284p Eupen)
|
schip [RND]
III-3-1
|
| 21248 |
schipper |
schipper:
šefər (Q284p Eupen)
|
schipper [RND]
III-3-1
|
| 18272 |
schoen: algemeen |
schoen:
šuun (Q284p Eupen)
|
schoen [ZND m]
III-1-3
|
| 30812 |
schoenmaker |
schoemaker:
sxomę̄kǝr (Q284p Eupen)
|
In dit lemma zijn zowel de benamingen verwerkt voor "de persoon die schoeisel vervaardigt" als voor "de persoon die schoeisel repareert". [N 60, 216a; N 60, 231a; Wi 2; N 60, 75; monogr.]
II-10
|
| 33977 |
schoftzadel |
zadel:
zāǝl (Q284p Eupen)
|
Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.]
I-10
|
| 20649 |
schol |
schol:
scholl (Q284p Eupen)
|
schol [Willems (1885)]
III-2-3
|
| 22371 |
schommel |
schokkel:
en schokkel (Q284p Eupen),
schockel (Q284p Eupen),
šokəl (Q284p Eupen)
|
Hoe heet het kinderspeeltuig, dat uit een plankje of bankje bestaat, welk door middel van twee touwen aan een dwarshout hangt en waarop het kind zich heen en weer laat zweven? [ZND 32 (1939)] || Schommel. [Willems (1885)], [ZND m]
III-3-2
|
| 21277 |
school |
school:
šuəl (Q284p Eupen)
|
school [RND]
III-3-1
|