20489 |
schrokken |
moffelen:
mōfələ (Q284p Eupen)
|
met volle mond eten
III-2-3
|
18844 |
schuchter |
bleu:
ook materiaal znd 21, 36
blejə (Q284p Eupen),
blūūə (Q284p Eupen)
|
schuchter (bloode) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21370 |
schuld |
schuld:
šout (Q284p Eupen)
|
schuld [ZND m]
III-3-1
|
22824 |
schutter |
schuts:
sjøts (Q284p Eupen),
schutter:
sjeətər (Q284p Eupen)
|
schutter [RND]
III-3-2
|
19935 |
schuur |
schuur:
š˙yǝr (Q284p Eupen)
|
Het apart staande of aan de stallen vastgebouwde bedrijfsgebouw, waarin de oogst geborgen wordt, ook dienend om in te dorsen en, vooral bij kleinere boerderijen, ook om landbouwwerktuigen te bergen. De voornaamste gelijkvloerse delen van de schuur zijn de dorsvloer en de tasruimte(n) naast de dorsvloer. Boven de dorsvloer bevindt zich veelal een balkenzolder. Zie afbeelding 12. [N 5A, 66a; JG 1a en 1b; A 11, 4; L 12, 1; S 32 en 50; Wi 15; Gi 2.I, 20; monogr.; add. uit N 5A, 71a en 71c]
I-6
|
30685 |
schuurpapier |
smergel:
šmęrgǝl (Q284p Eupen)
|
Stug papier dat aan één zijde met glaspoeder of amaril beplakt is en gebruikt wordt voor het gladschuren van hout. Men onderscheidt bij schuurpapier verschillende korreldiktes. [N 67, 60a; L 42, 44; monogr.]
II-9
|
20962 |
selderij |
selderie:
seͅ.ldəri (Q284p Eupen),
sälderie (Q284p Eupen),
sellerie:
seͅ.ləri (Q284p Eupen)
|
[ZND m]
I-7
|
19778 |
sering |
groffelsnagel:
-
groffe(l)(s)nagel (Q284p Eupen),
Komt voor in WLD III, Flora; daar ontbreekt het ZND materiaal; aan ZND 02 is hier toegevoed het materiaal van ZND 15 (1930), 022
groffelsnagel (Q284p Eupen)
|
sering || Syringa vulgaris, Fr. Lilas [ZND 02 (1923)]
I-7, III-4-3
|
19401 |
servies |
geschier:
gəšīr (Q284p Eupen),
prullen:
prøͅlə (Q284p Eupen)
|
geschirr || Geschirre: Tassen, Teller, etc.
III-2-1
|
20879 |
sigaar |
sigaar:
tsigār (Q284p Eupen),
zigaar (Q284p Eupen)
|
sigaar [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|