17694 |
speeksel uitspuwen |
spijen:
ṣpyjə (Q284p Eupen)
|
(speeksel uit)spuwen [RND]
III-1-1
|
22384 |
speelkaart |
kaart:
kaart (Q284p Eupen)
|
Kaart. [Willems (1885)]
III-3-2
|
34114 |
speen van de koe |
deem:
dɛ̄m (Q284p Eupen),
koedeem:
(mv)
kø̜̄dø̜̄m (Q284p Eupen)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|
20630 |
spek |
spek:
špɛk (Q284p Eupen)
|
spek
III-2-3
|
22841 |
spel (alg.) |
spel:
spell (Q284p Eupen)
|
Spel. [Willems (1885)]
III-3-2
|
18390 |
speld |
spang:
span (Q284p Eupen)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
speele (Q284p Eupen)
|
Spelen. [Willems (1885)]
III-3-2
|
32981 |
spelt |
spelt:
spɛ̄ǝlt (Q284p Eupen)
|
Triticum spelta L. Een soort van grove tarwe die ook op schrale grond gedijt. Het is in Limburg weinig bekend. De opgave spang, afkomstig uit het materiaal Willems, is hier wel opgegeven vanwege associatie met "speld". [Wi 52; monogr.; add. uit JG 1b; L 39, 15]
I-4
|
24247 |
sperwer |
sperwer:
spärver (Q284p Eupen)
|
sperwer [Willems (1885)]
III-4-1
|
21430 |
spieken |
foezen:
fŏĕsjə (Q284p Eupen)
|
spieken; Hoe noemt u bij een proefwerk stiekum gebruik maken van een boek of een papiertje/ [DC 48 (1973)]
III-3-1
|