29269 |
sprong wisselen |
kruisen:
krytzǝ (Q284p Eupen)
|
Het op en neer gaan van de kammen met het daarin geregen garen, doordat men telkens de sprong opentreedt. [N 39, 109b]
II-7
|
33637 |
spruitkool, spruitje |
spruiten:
šprūtə (Q284p Eupen)
|
[ZND m]
I-7
|
20125 |
staart |
staart:
stärt (Q284p Eupen),
stɛrt (Q284p Eupen),
šteͅ.rt (Q284p Eupen),
šteͅrt (Q284p Eupen),
štɛrt (Q284p Eupen),
stots:
stutz (Q284p Eupen)
|
[A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [ZND 07 (1924)] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60]
I-11, I-9, III-4-2
|
21272 |
stad |
stad:
štat (Q284p Eupen)
|
stad [RND]
III-3-1
|
28377 |
stal |
stal:
šta.l (Q284p Eupen),
šta.lǝ (Q284p Eupen),
štã.l (Q284p Eupen)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|
19548 |
stallantaarn |
lucht:
løət (Q284p Eupen)
|
draagbare stallantaarn
III-2-1
|
33345 |
stalpoort, staldeur |
deur:
døǝr (Q284p Eupen)
|
In dit lemma worden de algemene benamingen verzameld voor de deur van een stal of koestal, zowel die voor de dubbele deur of poort als ook die van de enkele deur die alleen voor personen wordt gebruikt. Aan de hand van de vaak transparante samenstellingen is doorgaans wel uit te maken op welk type poort of deur de benaming betrekking heeft, waar deze zich bevindt of welk doel zij heeft. Vergelijk ook de lemmata "voorstaldeur" (2.2.11), "schuurpoort" (3.1.2) en "poort" (4.1.1). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2) en voor die van het woorddeel (koestal) het lemma "koestal" (2.2.1). [N 5A, 51b, 52a, 53c; N 4, 39; N 5,112a; A 10, 7a; monogr.; add. uit N 5A, 34b, 44b]
I-6
|
22730 |
standbeeld |
denkmal (du.):
dɛŋkmoəl (Q284p Eupen)
|
standbeeld [RND]
III-3-2
|
17821 |
steek |
steek:
štek (Q284p Eupen)
|
Stich, steek [ZND m]
III-1-2
|
27329 |
steel |
smikkestek:
šmękǝstɛk (Q284p Eupen)
|
Het doorgaans houten deel van de zweep dat de voerman in de hand houdt en waaraan het zweepsnoer (cf. lemma Snoer) bevestigd is. [N 13, 95a; monogr.]
I-10
|