33482 |
aardbei |
erbel:
ēͅrəbəl (Q284p Eupen),
ɛrbəl (Q284p Eupen, ...
Q284p Eupen),
ɛrəbəl (Q284p Eupen)
|
[DC GV (1935) M] [ZND 19A (1936)]
I-7
|
18905 |
aarden |
inburgeren:
eͅbøͅrgərə (Q284p Eupen)
|
inburgeren
III-1-4
|
29574 |
aarden pot |
aarden grüle:
ērdǝ gryl (Q284p Eupen),
grüle:
gryl (Q284p Eupen),
irdener topf:
erdǝnǝr tǫpf (Q284p Eupen),
stenen grüle:
štēnǝ gryl (Q284p Eupen)
|
Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.]
II-8
|
19283 |
aarzelen |
lingeren:
løͅ’ŋ.ərə (Q284p Eupen),
zgern (du.):
zo’gern (Q284p Eupen)
|
aarzelen [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
22741 |
aas in het kaartspel |
aas:
eis (Q284p Eupen),
eizer (Q284p Eupen, ...
Q284p Eupen),
Dim. o\\sk\\.
oəs (Q284p Eupen)
|
Aas (kaartspel). [ZND m] || Ik heb de vier azen. [ZND 19A (1936)]
III-3-2
|
25099 |
achtereen, na elkaar |
derachter:
drātər (Q284p Eupen)
|
achter elkaar [ZND m]
III-4-4
|
33984 |
achterhaam |
achtergescheer:
ātǝrgǝšiǝr (Q284p Eupen),
achterhaam:
atǝrhām (Q284p Eupen)
|
Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.]
I-10
|
17685 |
ademen |
ademen:
ich ko.s əmt ōͅ:mə (Q284p Eupen),
īch koss neet ōme (Q284p Eupen),
yōͅ.m.ə (Q284p Eupen)
|
Hauchen, ademen [ZND m] || Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
17682 |
ader |
ader:
de oore van zen stär (Q284p Eupen),
də o.ə.rə va zən štēͅ:r (Q284p Eupen),
en oor opschnië (Q284p Eupen),
o.ər (Q284p Eupen),
ən o.ə.r opšni.i.ə (Q284p Eupen)
|
ader [ZND m] || de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)] || een ader opensnijden [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
21429 |
afkijken |
afkijken:
aafkīēkə (Q284p Eupen),
afloeren:
vb. een Liebespäarchen beobachten
aaflŏĕrrə (Q284p Eupen)
|
afschrijven; Bij een buurman of buurvrouw kijken? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|