19807 |
dienblad |
tablet:
tabəleͅt (Q284p Eupen)
|
Servierbrett
III-2-1
|
32690 |
diep |
diep:
d ̇e ̝i̯p (Q284p Eupen)
|
In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.]
I-1
|
24300 |
dier, beest |
beest:
beͅst (Q284p Eupen),
biest (Q284p Eupen),
de rest van het materiaal opgenomen onder ZND 01, a-m
bi‧ə.st (Q284p Eupen),
hier ook opgenomen mat. van ZND 21, 011
beͅst (Q284p Eupen),
dier:
di‧ər (Q284p Eupen),
ook in ZND 23, 009
dīər (Q284p Eupen)
|
beest [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 21 (1936)] || dier [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
21155 |
dijk |
dijk:
dīk (Q284p Eupen),
dīk (Q284p Eupen)
|
dijk [ZND m] || Opgehoopte aarde. [N 27, 24; L 33, 34]
I-8, III-3-1
|
31706 |
dissel |
distel:
dɛstǝl (Q284p Eupen)
|
Een (korte of lange) boom of balk die aan het voorste asblok van de driewielige kar, de boomwagen of de wagen bevestigd is. De bespanning van de paarden wordt aan deze balk bevestigd. Naargelang de lengte onderscheidt men de korte of kromme dissel (meestal te vinden bij de driewielige kar en de boomwagen), waaraan ten hoogste twee paarden ingespannen konden worden en de lange dissel (meestal te vinden bij de wagen), waaraan twee of meer paarden ingespannen konden worden. De woordtypen die via een attribuut één van deze twee disseltypen aanduiden zijn samengebracht op het einde van het lemma. [N 17, 44a + 50b; N G, 70i-j; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b; A 27, 19 + 21 + 22a; Lu 5, 19 + 21 + 22a; Wi 15; R 3, 93; L 33, 32; monogr.]
I-13
|
20332 |
dochter |
dochter:
doͅtər (Q284p Eupen),
dêutər (Q284p Eupen),
dôôtər (Q284p Eupen)
|
dochter || dochter; en ze zei dat ze het ook aan haar dochter zou zeggen [ZND 04 (1924)]
III-2-2
|
20419 |
dode |
lijk:
līk (Q284p Eupen, ...
Q284p Eupen)
|
lijk
III-2-2
|
18252 |
doek |
doek:
duu.k (Q284p Eupen),
plag:
plak (Q284p Eupen)
|
doek [ZND m]
III-1-3
|
29173 |
doekboom |
loperd:
lø̜wpǝrt (Q284p Eupen)
|
De waterpas geplaatste, om haar as beweegbare, houten rol of cilinder in het onderste gedeelte van het weefgetouw, om welke het geweven goed wordt gerold. [N 39, 32a]
II-7
|
22873 |
doel |
tor (du.):
to:ər (Q284p Eupen),
Karte 169.
Tor (Q284p Eupen)
|
Het doel. [DC 49 (1974)] || Tor des Fussballspiels.
III-3-2
|