19390 |
etagère |
mènagère (fr.):
moͅnəšeͅr (Q284p Eupen)
|
wandbrett, etagère
III-2-1
|
20855 |
eten (ww.) |
eten:
étĕ (Q284p Eupen)
|
eten [ZND 25 (1937)]
III-2-3
|
20719 |
etensresten |
orten:
orsə (Q284p Eupen)
|
Überbleibsel, Resten
III-2-3
|
18047 |
etter |
materie:
matirjə (Q284p Eupen)
|
etter [ZND m]
III-1-2
|
24314 |
everzwijn |
houwer:
høͅu̯ər (Q284p Eupen),
sau (du.):
søu̯ (Q284p Eupen)
|
wild zwijn || wild zwijn, vrouwtje
III-4-2
|
29143 |
fabriekswever |
baas:
bās (Q284p Eupen),
wever:
weǝvǝr (Q284p Eupen)
|
Wever die werkt in een gemechaniseerde weverij. Het woordtype baas duidt op een zelfstandige weefmeester die weefgetouwen bezit en arbeiders in dienst heeft. [N 39, 51c; monogr.]
II-7
|
20172 |
familie |
familie:
fameͅljə (Q284p Eupen),
familjə (Q284p Eupen),
verwant:
vərwant (Q284p Eupen)
|
familie [ZND 11 (1925)] || verwant; wij zijn niet verwant [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
19142 |
fatsoenlijk |
fatsoenlig:
fatsynlex (Q284p Eupen)
|
mooigevormd, anständig, gebildet
III-1-4
|
21259 |
fietser |
radfahrer (du.):
twee radfarer krüzze zich (Q284p Eupen)
|
De twee fietsers kruisen elkaar, [ZND 29 (1938)]
III-3-1
|
34242 |
filter in de melkzeef |
zijdoek:
sędōu̯k (Q284p Eupen)
|
In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.]
I-11
|