18939 |
gereed |
gereed:
gərēət (Q284p Eupen),
klaar:
kloər (Q284p Eupen),
paraat:
parāt (Q284p Eupen),
prt (fr.):
prɛt (Q284p Eupen, ...
Q284p Eupen),
vaardig:
vɛrdex (Q284p Eupen)
|
gereed || gereed, klaar || klaar [ZND m]
III-1-4
|
20912 |
gerookt spek |
gerookt spek:
jərøkt špɛk (Q284p Eupen)
|
spek dat gerookt is [DC 48 (1973)]
III-2-3
|
32979 |
gerst |
gerst:
gē̜š (Q284p Eupen),
gē̜št (Q284p Eupen)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
29300 |
geruit weefsel |
carreau:
karo (Q284p Eupen)
|
Weefsel met een geruit patroon. [N 39, 125b]
II-7
|
34394 |
gesneden mannelijk schaap |
hamel:
hāmǝl (Q284p Eupen)
|
[N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.]
I-12
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bɛrx (Q284p Eupen)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
34309 |
gesneden vrouwelijk varken |
gelt:
giltž (Q284p Eupen),
jilts (Q284p Eupen)
|
Uit de antwoorden blijkt dat gelt verschillende betekenissen kan hebben. Er zijn informanten (K 278, L 421, 422, 423, Q 197, 211) die zeggen dat het snijden van een vrouwelijk varken ter plekke onbekend is. Het onvruchtbaar maken bestond uit het doorknippen van de eileiders. [N 19, 9; A 4, 4c; L 20, 4c; L 37, 49e; JG 1b; L 37, 49f; monogr.]
I-12
|
18254 |
gesp |
snal (<du.):
šnal (Q284p Eupen)
|
gesp [ZND m]
III-1-3
|
29301 |
gestreept weefsel |
strijp:
štrīp (Q284p Eupen)
|
Weefsel met een streepjespatroon. [N 39, 125c]
II-7
|
29155 |
getouw stellen |
inrichten:
ɛrextǝ (Q284p Eupen)
|
Een getouw in elkaar zetten en opstellen of gereedmaken voor gebruik. [N 39, 5]
II-7
|