e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eupen

Overzicht

Gevonden: 1837
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kakelen katkedaat (zelfst. nmw.): katkǝdāt (Eupen) Geluid voortbrengen, gezegd van een kip. Dit lemma is onderverdeeld in geluiden die de kip maakt: (1) voordat ze een ei gaat leggen; (2) nadat ze een ei gelegd heeft. [N 19, 46; L 34, 12; L 34, 13; Vld.; N 18, add.; monogr.] I-12
kalf kalf: kau̯f (Eupen), kǫu̯f (Eupen), kalfje: kø̜u̯vkǝ (Eupen) Jong rund, niet naar het geslacht onderscheiden. Zie afbeelding 3. Op de kaart is het woordtype kalf niet opgenomen. [N 3A, 15 en 20; JG 1a, 1b; Gwn V, 5, 5a en 5b; L 27, 56; R 12, 24; Wi 17; monogr.; add. uit N 3A, 4, 26a, 75a, 75b en 76; N C, 6, 7a, 7b, 8, 9a en 14b; A 9, 17a en17b; S 14] I-11
kalkoen schroet: šru.t (Eupen), šrūt (Eupen) Zie afbeelding 11. [R 14, 3; S 16; L 1a-m; L 1, 113; L 17, 11; L B2, 305; A 6, 3a; A 6, 3b; Vld.; monogr.] I-12
kalven kalven: kalven (Eupen), kau̯vǝ (Eupen) Een kalf ter wereld brengen, gezegd van de koe. [JG 1a, 1b; N 3A, 46; S 16; L 1a-m; monogr.] I-11
kam kam: kamp (Eupen) kam (enkelvoud - meervoud) [ZND m] III-1-3
kamer kamer: k‧āmər (Eupen), ruim: rūmə (Eupen) kamer [ZND m] || kamer, vertrek III-2-1
kamlatten kamlatten: kamlatǝ (Eupen) De twee horizontale latten boven en onder aan het weefraam, waartussen de hevels zitten. [N 39, 33d] II-7
kammen kammen: kā:mə (Eupen) kammen [ZND m] III-1-3
kampen kabelen: kabbele (Eupen) Streiten, lossen; um den Vorrang streiten. III-3-2
kamslager kamstrekker: kamštrękǝr (Eupen) Persoon die kammen slaat of maakt. [N 39, 42b] II-7