25546 |
baktrog |
moelde:
mo.ldǝ (Q284p Eupen),
mø̜ldǝ (Q284p Eupen)
|
De kuip waarin de eerste bewerking van het deeg plaatsvindt. "In zijn eenvoudigste gedaante is het een rechthoekige, langwerpige bak, de bodem smaller dan de bovenopening" (Weyns blz. 28). De baktrog is ofwel van eik ofwel van wit hout vervaardigd. Sommige troggen hebben onderaan een schuif om zuurdeeg en zeef in te leggen (Weyns blz. 29). Als hij klein is en goed hanteerbaar, wordt de trog niet noodzakelijk op een vaste voet gezet. Is hij heel groot dan kan hij op een paar lage houtblokken worden gelegd. Meestal is hij geplaatst tussen twee steunen in de vorm van een letter H, waarvan de naar buiten uitwijkende bovenste benen de bak omvatten (Weyns blz. 28). In dit lemma zijn ook benamingen die de boer voor zijn baktrog heeft, opgenomen: Zie afb. 17. [(N 29, 20a; N 29, 18a; N 18, add.; N 5A(I), add.; S 2; R 3, 50; L 1a-m; L 16, 8; L 19A, 21; L 48, 23; A 26, 10; Lu 4, 10; Lu 2, 23; monogr.; LB 2, 237)]
II-1
|
22827 |
bal |
bal:
ball (Q284p Eupen)
|
Bal. [Willems (1885)]
III-3-2
|
30426 |
balklaag, roostering |
gebalks:
gǝbɛlks (Q284p Eupen)
|
De gezamenlijke balken die op één verdieping gelegen zijn. Zij vormen de basis voor de vloer van de betreffende verdieping en de zoldering van de onderliggende verdieping. In L 210 werden de zolderribben geplaatst als de muren op plafondhoogte gemetseld waren. [N 54, 115a; monogr.]
II-9
|
19114 |
bang |
bang:
bang (Q284p Eupen),
baŋ (Q284p Eupen)
|
bang [ZND m]
III-1-4
|
18173 |
barrevoets |
barrevoets:
be.rəvəs (Q284p Eupen),
berəvəs (Q284p Eupen),
berəvəsə (Q284p Eupen),
bɛrəvəs (Q284p Eupen),
barvoets:
bärvĕs (Q284p Eupen),
blootvoets:
blotfuuts (Q284p Eupen)
|
barrevoets [ZND 19 (1936)], [ZND m] || blootvoets [RND]
III-1-3
|
22993 |
baviaan |
baviaan:
baviaan (Q284p Eupen),
paviaan (Q284p Eupen)
|
Baviaan. [Willems (1885)]
III-3-2
|
19730 |
bed |
bed:
be.t (Q284p Eupen),
beͅt (Q284p Eupen),
pès:
pys (Q284p Eupen),
püss (Q284p Eupen)
|
bed [RND]
III-2-1
|
19754 |
beddenlaken |
laken:
lākə (Q284p Eupen, ...
Q284p Eupen),
slaapplak:
šloͅbbeͅk (Q284p Eupen)
|
Een laken (op een bed) [ZND 34 (1940)] || laken
III-2-1
|
23197 |
bedevaart |
bidweg:
bidweg
ənə bitwēͅich (Q284p Eupen)
|
Een bedevaart. [ZND 21 (1936)]
III-3-3
|
21558 |
bedienen |
een mens met god verzoenen:
mensch met god verzeene (Q284p Eupen)
|
Hoe heet: iemand van de laatste Sacramenten voorzien? [ZND 32 (1939)]
III-3-3
|