18965 |
bedriegen |
bedriegen:
bədrēgə (Q284p Eupen),
ook materiaal Leuv. lijst 21, vr 6a
bədr‧i.gə (Q284p Eupen),
besjoemelen:
bəšumələ (Q284p Eupen, ...
Q284p Eupen),
betoepen:
bətupə (Q284p Eupen)
|
bedriegen [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18966 |
bedrieger |
bedrieger:
bədrēgər (Q284p Eupen),
filou (fr.):
filu (Q284p Eupen)
|
bedrieger
III-1-4
|
33344 |
bedrijfsgedeelte van het boerenhuis |
stallen:
štɛl (Q284p Eupen)
|
Bedoeld wordt het geheel van stallen en schuur dat achter het woonhuis gelegen is. Bepaalde benamingen zijn specifieke termen voor het bedrijfsgedeelte. Andere opgaven daarentegen zijn algemener en geven daarmee aan dat er voor de bedrijfsgebouwen geen aparte benaming bestaat, ze zijn ook in gebruik voor de boerderij in het algemeen, geven een opsomming van de voornaamste bedrijfsgebouwen of -ruimten (vandaar ook veel meervoudsvormen), verwijzen naar een belangrijk deel van de bedrijfsruimten (zoals de binnenhof of de dorsvloer) of wijzen op dat deel van het complex dat direct aan het woonhuis aansluit (zoals het stookhuis). [N 5A, 31; N 5,126; monogr.]
I-6
|
18825 |
bedroefd |
bedroefd:
bədrøͅft (Q284p Eupen),
droef:
ook materiaal znd 23,33
dryij.f (Q284p Eupen),
treurig:
trūrex (Q284p Eupen)
|
bedroefd || droef [ZND 01 (1922)] || treurig
III-1-4
|
19471 |
bedsprei |
bedsprei:
be.tšpre (Q284p Eupen),
sprei:
šprēͅ (Q284p Eupen),
špreͅi̯ (Q284p Eupen)
|
bedsprei [RND]
III-2-1
|
22837 |
beeld |
beeld:
beld (Q284p Eupen),
bi̯lt (Q284p Eupen)
|
Beeld. [Willems (1885)], [ZND m]
III-3-2
|
33660 |
beemd |
band/bend:
bęnǝt (Q284p Eupen),
bɛnǝt (Q284p Eupen),
wei:
węi̯ (Q284p Eupen)
|
Het begrip beemd is, getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma, vaak afgevraagd. Op grond van de informatie die de informanten bij hun antwoord gaven, springen er twee betekenissen uit van beemd. De eerste is ø̄lager gelegen, vochtig weilandø̄ en de tweede is ø̄hooiweide of hooilandø̄. Een aantal informanten vermeldt erbij dat beemd weiland is aan de Maas of aan een beek. Enkele andere bijvoegingen zijn: ø̄slechte wei met veel onkruidø̄, ø̄grasland zonder omheiningø̄, ø̄weiland met enkele bomenø̄, ø̄stuk zure grondø̄. De lage ligging wordt nogal eens als een slechte eigenschap, als minderwaardig, gewaardeerd. Sommige informanten geven aan dat een beemd iets anders is dan een broek. Mede door de diverse bijvoegingen bij de antwoorden zijn de beemd-opgaven daarom niet verwerkt in lemma 1.3.2 ɛlaaggelegen weidegrondɛ, waarin de broek-opgaven domineren. Binnen de woordtypen beemd en band/bend is niet altijd met zekerheid te zeggen of ze enkel- of meervoud zijn. Waar dit met zekerheid te zeggen is, is dit aangegeven.' [N 14, 53; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; N P, 5; JG 1a, 1b, 1c; L 19b, 2aI; L 1a-m; L 4, 40; A 10, 4; S 2, 5, 43; Wi 6; RND 20; Vld.; monogr.]
I-8
|
17771 |
been |
been:
bei.nə (Q284p Eupen),
dim.: bentje.
beinə (Q284p Eupen),
Pl. bein(e) / bei.n
bein(ə) (Q284p Eupen)
|
been [ZND 21 (1936)] || Bein, been [ZND m]
III-1-1
|
17561 |
been, beenderen |
knook:
knoək (Q284p Eupen),
knoəkə (Q284p Eupen)
|
Knochen, been [ZND m] || Knochen, been (pl) [ZND m]
III-1-1
|
20193 |
beenderen op het kerkhof |
gerippe (d.):
znd 21, 009c; cf. VD D-N s.v. "Gerippe"0.1 Geraamte
gerippe (Q284p Eupen)
|
beenderen (op het kerkhof) [ZND 19 (1936)]
III-2-2
|