e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q119p plaats=Eygelshoven

Overzicht

Gevonden: 1595
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
herdersschopje schepersschupje: šiǝpǝršøpkǝ (Eygelshoven) Schop, stok of staf waarmee de herder zand of steentjes naar de schapen werpt om ze in het gelid te houden. [N 18, 11; N 78, 10a; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
herenfiets mansluifiets: mansluufiets (Eygelshoven) Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar mannen op rijden [N 99 (1991)] III-3-1
herfstdraden herfstvamen: (eventueel).  herfs-veeëm (Eygelshoven), vamen: veeëm (Eygelshoven) herfstdraden [zomervamen] [N 22 (1963)] III-4-4
herkauwen neringen: nēi̯reŋǝ (Eygelshoven) Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.] I-11
het volle bedrag het volle pond: ’t volle pônk (Eygelshoven) volle bedrag, de gehele som, zonder korting [de hele poet, de volle roefel, de hele paaj?] [N 21 (1963)] III-3-1
hete bliksem hemel en aarde: hiemmel en eeëd (Eygelshoven) Stamppot van appelen en aardappelen (appelprul, hemel en aarde, hete bleksem, onder en boven de tafel, hoog en laag?) [N 16 (1962)] III-2-3
heukeling hopper: hȳpǝl (Eygelshoven) Het kleinste hoopje halfdroog hooi dat men ''s avonds maakt door het opwerken van de rijen, om ze ''s anderendaags weer uiteen te gooien. De kaarten 40, 42 en 44, respectievelijk "heukeling", "hoop" en "opper" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 39, 41 en 43: "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 104 en 103 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 3a; A 42, 20a, L 36, 1; L 38, 38a; monogr.] I-3
heup heup: hūp (Eygelshoven) heup - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
hiel hak: hak (Eygelshoven) hak (hiel) [DC 01 (1931)] III-1-1
hinkelen hinken: hinke (Eygelshoven) Hinkelen (kinderspel). III-3-2