25487 |
waslokaal |
waskouw:
wɛškǫw (Q119p Eygelshoven
[(Laura / Julia)]
[Domaniale])
|
Ruimte waarin de mijnwerker dagelijks na gedane arbeid zich waste of waarin men elkaar de rug waste. Zie ook het lemma Onder De Douche Staan. [N 95, 8; monogr.; N 95, 71]
II-5
|
32545 |
wasmand |
wasmandel:
wɛ̄šmaŋǝl (Q119p Eygelshoven)
|
In het algemeen een van twee oren voorziene, ronde of ovale mand voor wasgoed. De wasmand was vaak van witte wissen gemaakt. Zie ook afb. 286. [N 20, 50; N 40, 95; N 40, 106; N 40, 107; N 40, 108; N 20, 48 add.; monogr.]
II-12
|
19520 |
wastobbe, wasteil |
buut:
buut (Q119p Eygelshoven),
tob:
top (Q119p Eygelshoven)
|
teil, in de betekenis van zinken tobbe die ovaal van vorm is en twee handvatten heeft; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
24273 |
waterhoen |
waterhoentje:
waterhuntje (Q119p Eygelshoven)
|
waterhoen (33 rode bles en wit onder de staart, die vaak wordt opgewipt; algemeen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19510 |
waterketel, moor |
moor:
moer (Q119p Eygelshoven),
waterketel:
waterkeätel (Q119p Eygelshoven)
|
waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (moor, meur) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
30082 |
waterpas |
zetwaag:
zętw ̇ǫax (Q119p Eygelshoven)
|
Meetwerktuig, bestaande uit een houten of metalen lat waarin één of meer glazen buisjes zijn aangebracht, die gevuld zijn met een vloeistof waarin een kleine luchtbel aanwezig is. Met de waterpas kan gecontroleerd worden of een vlak horizontaal of verticaal is. Zie ook afb. 112 en het lemma ɛwaterpasɛ in Wld II.9, pag. 59-60 en Wld II.11, pag. 63. Werken met de waterpas werd in Dilsen (L 421) richten (rextǝ) genoemd. Het woordtype zetwaag, dat werd opgegeven door een wagenmaker uit Eygelshoven (Q 119), duidt een speciaal soort waterpas aan. Het werktuig bestond uit een rechthoekige houten plank waarin aan de bovenkant een haakje werd geslagen waaraan een touwtje met aan de onderzijde een gewichtje werd gehangen. In de plank, loodrecht onder het haakje, was een loodlijn gekerfd. Als men wilde controleren of een voorwerp waterpas was, werd de loodplank er bovenop geplaatst. Wanneer het gewicht ten opzichte van de streep naar links of rechts uitweek, was het voorwerp niet horizontaal. Zie ook het lemma ɛloodplankɛ in Wld II.9, pag. 59 en de daarbij behorende afbeelding 30.' [N 53, 195]
II-12
|
19616 |
waterpot |
putsbaar:
water opslagplaats
putsbaar (Q119p Eygelshoven)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33631 |
waterput |
pomp:
pomp (Q119p Eygelshoven),
put:
peͅd (Q119p Eygelshoven),
pøt (Q119p Eygelshoven, ...
Q119p Eygelshoven),
welput:
welput (Q119p Eygelshoven)
|
[DC 21 (1952)] [DC 21 (1952)] [N 12 (1961)] [RND 08]
I-7
|
21683 |
wbd: in trek |
goed geld opbrengen:
de eier bringe gôt geltôp (Q119p Eygelshoven)
|
Goed in de markt liggend, een goede prijs opbrengend [willig, b.v. de eieren zijn willig deze maand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21662 |
wbd: katten |
laten stikken:
zitte laote (Q119p Eygelshoven)
|
katten: Wat zegt men wanneer de koper de verkoper met zijn waar laat zitten, niet afhaalt wat hij gekocht heeft [katten? hij heeft gekat?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|