20852 |
wijn |
wijn:
wīēn (Q119p Eygelshoven)
|
wijn [RND]
III-2-3
|
33524 |
wijnstok, wingerd |
druif:
dr‧ūf (Q119p Eygelshoven)
|
I-7
|
17667 |
wijsvinger |
wijsvinger:
dr wiesvinger (Q119p Eygelshoven)
|
wijsvinger [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24461 |
wild konijn (enkelv.) |
konijn (lang/sleept.):
knīēn (Q119p Eygelshoven)
|
wild konijn (enkelv.) [DC 55 (1980)]
III-4-2
|
24462 |
wild konijn (meerv.) |
konijn (kort/stoott.):
kniĕng (Q119p Eygelshoven)
|
wild konijn (meerv.) [DC 55 (1980)]
III-4-2
|
24277 |
wilde eend |
wilde eend:
wil ent (Q119p Eygelshoven)
|
eend: wilde eend (58 overal bekend; groene kop en nek; bruine borst [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17576 |
wilde hoofdharen |
duivelshaartjes:
duvelshêûrkes (Q119p Eygelshoven)
|
hoofdharen, wilde ~ [vliechhaar] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34026 |
wilde koe |
vreemde koe:
vrēǝm [koe] (Q119p Eygelshoven)
|
Koe van onbekende of niet erkende afstamming. Bedoeld wordt een koe waarvan het ouderpaar niet bekend is of waarvan de afstamming niet is geregistreerd. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3a; monogr.]
I-11
|
24611 |
wilde roos (hondsroos, enz.) |
wilde roos:
-
wil roeëse (Q119p Eygelshoven)
|
rozebottelstruik (Rosa rubiginosa) [DC 69 (1994)]
III-4-3
|
17596 |
wimper |
plimp:
plùmpə (Q119p Eygelshoven)
|
wimper [DC 01 (1931)]
III-1-1
|